In de eerste plaats zien zij somtijds in den strijd om het luchtover- wicht reeds een zelfstandige actie (volgens mijn meening, die ik hierboven uiteenzette, ten onrechte) en verder hechten zij veel waarde aan de omstandigheid dat militaire en maritieme luchtstrijd krachten gelijksoortig, dat wil zeggen: vliegtuigen zijn. Nu zal het wel duidelijk zijn, dat organisatorische beginselen niet zoo zeer moeten berusten op de gelijksoortigheid der middelen als wel op het gebruik dat van deze middelen gemaakt zal worden, maar ten slotte hebben sommige van bedoelde voorstanders nog wel iets anders op het oog dan alleen de overeenkomst der gebezigde lucht strijdkrachten zij zien in centralisatie een middel om die strijd krachten in te zetten voor elk gewenscht doel: zelfstandig, maritiem of militair, en wel omdat steeds de groote moeilijkheid wordt ge vormd door de opleiding in vliegtechnischen zin. De gelijksoortig heid schuilt dus niet alleen in het vervoermiddel, maar ook in het personeel dat vóór alles op de hoogte moet zijn van het werken onder de bijzondere omstandigheden die het vliegen oplevert; de gespecialiseerde opleiding tot marine- en legervliegenier (-waar nemer) is, naar de inzichten van de voorstanders eener in boven bedoelde zin doorgevoerde centralisatie, eenvoudiger en kan daarom aan het geheele vliegende personeel van de samengevoegde vlieg- diensten worden gegeven. De bezwaren tegen deze zienswijze zijn talrijk. Te talrijk dan dat zij, met de beschouwingen die verder aan hunne bespreking zijn verbonden, zouden passen in dit artikel, waarin een poging wordt gedaan om de behandeling van het Iuchtvraagstuk overzichtelijk te houden. Het zij mij dan ook vergund voorloopig te volstaan met de opmerking dat zelfs indien deze gedachtengang juist was, de samenvoeging van vliegcïïensten, waarvoor geen pertinent zelf standig gebruik is aan te geven, nog wel andere bezwaren oplevert dan die welke uit de personeelskwestie zouden kunnen voortkomen. De centralisatie kan slechts voordeelen opleveren indien men aan neemt dat de leger- en vlootleiding geen juist gebruik zullen maken van hun luchtwapen en (of) dat de samenwerking van de beide luchtwapens te wenschen overlaat. Welnu, een even groote fout is mogelijk en zelfs waarschijnlijk bij de leiding van de gecentrali seerde luchtstrijdkrachten, n.l. dat zij niet voldoende rekening houdt met het gebruik als wapen van leger en vloot en dat reeds in vredestijd alle belangstelling zal worden geconcentreerd op den strijd om het luchtoverwicht. Ook het eventueel veronderstelde gebrek aan samenwerking zou duiden op een zeer verkeerden toestand, maar dan is het geneesmiddel: de samenvoeging der O Voorloopig. Want mocht dit opstel tot een polemiek aanleiding geven, dan zal er meer tijd en ruimte beschikbaar zijn om op de détail kwesties nader in te gaan. C. C. K. 795

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 16