een terreinstrook, welke in één rechte lijn vliegende, zijn opge
nomen; gewoonlijk bestaat het seriebeeld uit niet meer dan -
toto's. De opnamen moeten elkaar voor iets meer dan de helft
overlappen, indien een stereoscopisch seriebeeld gevraagd wordt.
Voor een gewoon seriebeeld moeten de opvolgende toto s elkaai
voor Vs van fotobreedte bedekken. Bij de foto's voor een
»ewoon seriebeeld op schaal 1 10.000 zal dus telkenmale één
zelfde terreingedeelte ter lengte van 1/3 X 1300 M- °P 2 aan"
eensluitende foto's voorkomen. Met 12 achtereenvolgende foto s
wordt dus een terreinstrook lang 10.500 M. en breed 1.8 KM.
opgenomen.
Is het terrein breeder dan 1.8 KM. dan wordt een tweede strook
naast de eerste gevlogen, waarbij weer wordt geëischt, dat de
strooken elkaar voor 1/3 overlappen. Twee strooken naast elkaar
geven bij een schaal 1 10.000 dus een breedte van 1.8 -f 1.2
3 KM., 3 strooken van 4.2 KM. enz. Bijlage II geeft aan op welke
wijze ten behoeve van een fotokaart in twee strooken, wordt ge
vlogen en gefotografeerd.
De fotokaart, bijlage III, is aanvankelijk samengesteld uit drie
strooken elk van zes foto's op schaal 1 5.000, welke door repro
ductie is teruggebracht, tot een schaal van 1 10.000.
Om de fotokaart, ook voor hen die er niet geregeld mede om
gaan, zoo duidelijk mogelijk te maken, wordt zij van de noodige
aanwijzingen voorzien. Zoo wordt op iedere fotokaart vei meld,
welk kaartblad is gebruikt voor het uitwerken. Verder komen er
op voor de schaal, de noordnaald, de datum waarop de fotokaait
gevlogen is alsmede de namen van vliegenier en waarnemer. Tevens
wordt het ruitennet van de kaart op de foto aangebracht en worden
de ruiten gemerkt met letter en nummer.
Aangezien de fotokaart veelal een belangrijk grootere schaal
heeft dan de kaart, worden behalve de lijnen van het ruitennet van
de kaart nog hulplijnen aangebracht. Deze hulplijnen worden
steeds gestippeld en wel op afstanden, overeenkomende met 10 mm.
van de kaart. Van de ruiten die zoo ontstaan, worden de zijden
weer gemerkt met streepjes op afstanden, die overeenkomen mei
1 mm. van de kaart. Op een aldus uitgewerkte fotokaart kunnen
op zeer eenvoudige wijze coördinaten worden gevonden en afstan
den worden gemeten. De gestippelde hulplijnen worden n.l. ge
merkt met het aantal mm. dat zij van den linkerbenedenhoek der
ruit verwijderd zijn, dus met 10,20,30 enz. Ter verduidelijking
wordt voorts bij de wegen en spoorwegen vermeld de naam van
de eerstvolgende plaats of kampong. Namen van kampongs en kali's
worden nooit aangegeven op de foto zelf; zij worden zoo noodig
óf naast de foto geschreven óf op een afzonderlijke naamcalque
vermeld.
Het kan soms voorkomen, dat een foto of fotokaart geheel
binnen het ruitennet van de kaart valt. In dit geval worden natuur-
841