859
In den oorlog geeft de hooge bevelvoering het doel aan, waarop de lagere
commandanten den troep brengen. Dit veronderstelt een aantal hoedanigheden,
eigen aan alie chefs, hoewel in verschillende mate naar gelang het commando".
Schr. geeft aan de hooge eischen die gesteld moeten worden, vooral aan
de kapiteins, want „om uit te voeren, is karakter noodig". Hij toetst zijn
meening aan die van anderen, die voornamelijk gebaseerd zijn op oorlogs
ervaringen.
Bulletin beige des sciences militaires No. 6, Juni 1929. In de aandacht
van de commandanten der mitrailieurcompagnieën wordt aanbevolen het
artikel van kapitein Lesir„Dispositif pour L'étude en chambre du pointage
indirect d la mitrailleuse Maxim lourde".
Artilleristische Rundschau. No, 6, Juni 1929. „Geschützausbildung der
Rekruten in ihrem Aufbati", luitenants Vogt en Frh. ven Hunolstein, De sch.'s
van dit artikel geven beschouwingen over de opleiding, welke zij indeelen,
in 3 perioden: de eerste, waarin de recruut leert de hoofdonderdeelen van
het geschut, hunne beteekenis en werking, de handelingen noodig voor het
tot vuren gereed maken van het stuk, en bewegingen met het stuk de twee
de periode, waarin volgtindeeling in klassen naar den graad van geoefend
heid daarin vallen de richtoefeningen, de behandeling der richtmiddelen
van den schaarkijker en oefeningen in de behandeling van de munitie, uit
breiding van het geleerde omtrent gereedschappen, enz.herhaling van het
geleerde in de eerste periode door geschutexercities en eventueel de vorming
der batterijderde periodesamenstelling der batterij voor gezamenlijk
oefenen; opvoeren der geoefendheid in het richten en de behandeling der richt
middelen. Is er tijd voor, dan kan aan de vorming van de meer geoefende
richters meer aandacht worden besteed ten einde daaruit een kern van zeer
goede richters te vormen.
Voorschriften.
Mil. Wochenblatt No. 46, Juni 1929. Das neue französische In
fanterie Reglementgeneraal der inf. von Taysen. Schr. vervolgt zijne
beschouwingen in: „II. Der Kampf" en zegt o.a.„Wie de Fransche
militaire literatuur van 1920-23 opmerkzaam volgde, stelde vast dat daar
in onder den titel: „Moreel of materieel" een heftige strijd tegen de na
den oorlog geschapen legerorganisatie en tactiek (reglement van 1920) ge
voerd werd. Men wierp de Fr. legerleiding tegen, dat zij de artillerie ten
koste der infanterie in sterkte opvoerde en niet erkende dat, hoe sterk en
zwaar materieel men ook had, dit niet in staat was, hardnekkigen weerstand
te overwinnen. Intusschen heeft de nieuwe legerorganisatie geen verandering
gebracht in de sterkteverhouding van art. en inf. en uit de deelen I en II van
het nieuwe reglement (de grondslagen van het gevecht) en V (het verloop
van het offensief) blijkt, dat ook de inzichten der Franschen over het wezen
van den aanvals-slag, ondanks alle critiek, niet veranderd zijn. Schr. laat zich
waardeerend uit over de „Einheitlichkeit' en de doelbewustheid, die uit het
voorschrift blijken.
All. Schw. Mil. Zeitung. No. 5. Mei 1929. Zum Exerzier-Reglement",
kolonel Biberstein.
Een kort artikel over de wijze waarop de redactie zich in No. 2 van dit
tijdschrift uitliet over het zwenken, waarvan het behoud in het exercitiere
glement door schr. verdedigd wordt. De redactie grijpt deze gelegenheid aan,
tevens naar aanleiding van de juist verschenen: Aeriderungen und Erganzungen
zum Exerzier-Reglement fiir die Infanterie van 1908, om beschouwingen
te geven over de wijze waarop in Zwitserland de reglementen tot stand
komen.
Militaire Spectator, No. 6 Juni 1929 enige opmerkingen over No.52.
Handleiding Gasbeschermingsdienst", Eerste luitenant A A. Schwing.
Een nieuw voorschrift voor het Nederlandsche leger wordt door schr.
onder de loupe genomen door: „zoowel bijvalsbetuigingen als opbouwende