860 critiek te leveren". Hoewel het artikel in de eerste plaats bestemd is voor de gasofficieren, bevelen we het ter lezing aan. Men neme echter de „Hand leiding" erbij. Tactiek. Schw. Monatschrift für Off. aller Waffen. No. ö.Juni 1929. „Kampf- wagentaktik"lste luitenant M. Ruschmann. In dit artikel behandelt schr.„Die Sicherung" en „Der Angriff". Onder „die Sicherung" vinden we besproken de toebedeeling van vechtwagens aan de voorposten, aan de voorhoede, de flankdekking en aan de achterhoede, benevens de grondbeginselen voor het gebruik. Onder „Der Angriff" vinden we vermeld de leidende beginselen bij de indeeling van vechtwagens bij den aanval en verder beschouwingen over het gebruik bij den aanval in het ont moetingsgevechtbij den voorbereiden aanval en tevens over de wijze waarop het succes dient te worden uitgebuit; tenslotte het gebruik bij de vervol ging. Mil. Wochenblatt. No. 47. Juni 1929. „Die Nachtreserve"majoor dr. O. Regele. „Bij naast elkaar strijdende afdeelingen zijn de scheidingslijnen tusschen deze dikwijls van groote beteekenis. Minder in de beweging, wan neer alles .,im FIusz" is en een voortdurende wederzijdsche verbindings- en verkenningsdienst meestal voldoende klaarheid over den toestand brengt, als in de verdediging, waarbij aan de „Lötpunkten", de „Abschnittsgrenzen" of „Nahtstellen" tusschen de grootere eenhfden de organieke samenhang ontbreekt, tengevolge waarvan een op zulke punten aangezette vijande lijke aanval dikwijls op een zwakke verdediging stoot". Schr. behandelt de voornaamste opdrachten, de opstelling, de samenstelling, de bevelvoering en het optreden der „Nahtreserve". Mil. Spectator. No. 5. Mei 1929. Tactische aphorismen en overdenkin gen." majoor der inf. D. Gorter. Een aantal puntsgewijs neergeschreven overdenkingen die we gaarne ter lezing aanbevelen. Aangezien zij zich minder leenen tot een korte bespreking, moeten we met deze aankondiging volstaan. In hetzelfde Spectatornummer een artikel van lsten luitenant M.R.H. Calmeyer„Regels voor het gebruik van de bij een regiment infanterie inge deelde kanonnen van 6 veld en mortieren van 8". Na in het algemeen kort te hebben aangehaald de reden van het ontstaan de doelen, de taak en de beperkingen bij het inzetten der zware inf. wapens, bespreekt schr. zoowel voor de batterij van 6 veld als voor de compagnie mortieren van 8 het tactisch gebruik bij den aanval en bij de verdediging, waarbij hij duidelijk doet uitkomen de groote verschillen hierbij, door het uitgesproken defensief karakter van 6 veld en het krachtig off en sief vermogen van de mortier van 8. Eveneens in No. 5. van den Spectator een artikel van majoor C. D. Viehoff „Vraagstukken van luchtvaart en luchtverdediging" (naar aanleiding van „Luft- flotten", zie ook I.M.T. blz. 612). In „Luftllotten" behandelt majoor Guderian den invloed van het luchtwapen op de tactiek der infanterie; de majoor Franck de samenwerking tusschen infanterie en vliegtuigen „Beide artikelen zijn belangwekkend, omdat ze het onderwerp zien in het licht van den mo dernen oorlog, of althans van den oorlog, zooals deze zal kunnen zijn, zonder zich daarbij blind te staren op de verschrikkingen van een luchtoorlog". Schr. geeft beschouwingen in „I. Het luchtwapen en de infanterie-tactiek", over A. de dekking tegen het luchtwapen, en B. de afweer van den luchtaanval. De voor de infanterie optimistisch gekleurde artikelen van de schrijvers in „Luftflotten" worden door maj. Viehoff bestreden. Hij eischt per bataljon minstens 2 automatische afweerwapens, terwijl hij voor de regiments- en divisie eenheden afzonderlijke afweerwapens noodig acht, zoo ook voor de treinen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 81