868 het bataljon dat kwam te staan tegenover het eerste offensief in grooteren stijl dat Abd-El-Krim tegen de Franschen inzette. Het bataljon heeft dit offensief weten te breken, echter ten koste van zware verliezenin 1 maand tijd verloor het 9 officieren en 150 man Algemeen. Mil. Wochenblatt. No. 46, Juni 1929. Hierin troffen we aan een korte bespreking door luitenant-generaal v. Metzsch van het pas verschenen boek van Fr. von Cochenhausen„Oneisenau seine Bedeutung in der Geschichte and far die Gegenwart" Schw. Monatschrift für Off. aller Waffen. No. 4. April 1929. „Vom Kriege der Zukunft", kapitein G. Daniker. Dit artikel vormt in hoofdzaak een bestrijding van„Der Irrtum der heu- tigen Riistungen" van kolonel Gertsch, die o. a. daarin schreef„Eenige kennis van zaken en een weinig overleg laten het verloop van den slag in den toe komstoorlog duidelijk vooruitzien". En dit blijkbaar vooral in verband met het gebruik van oorlogsgassen en mitrailleurs. „En dat is nu juist het ergste", zegt kapt. D., „dat men heden zich aanmatigt met eenige kennis van zaken en weinig overleg duidelijk vooruit te zien". Schr. waarschuwt tegen over schatting van het gasgevaar en de resultaten met mitrailieurvuur bereikbaar. Journal of the Royal United Service Institution. No. 494. Mei 1929. Belangstellenden verwijzen we naar„A channel tunnel" metAlgemeene en economische beschouwingen"door Sir A. Hurd; „II. Eenige strategische gezichtspuntendoor generaal-majoor Bird; „III. Een beschouwing van maritieme zijde", door admiraal Bacon (die als vice-admiraal commandant was van de bekende Dover Patrol, 1915-1918); „IV. Met betrekking tot de luchtmacht", door Commodore Chanier. Er schijnen in Engeland, althans wanneer deze artikelen de gangbare meening weergeven, maar weinig en thousiasten voor den Kanaal-tunnel te bestaan. Marine. Journal of the Royal United Service Institution. No. 494. Mei 1929. „The sub-marine and its antidotes to-day". Lieut. Commander D.E.G. Weniyss. Schr. geeft beschouwingen over de onderzeeboot en de bestrijdingsmiddelen, passieve en actieve, en bespreekt in zijn conclusies wat ten gunste van de onderzeeboot dient te worden genoemd en wat ten ongunste. „In 't kort, de laatste ontwikkelingen hebben aan de onderzeeboot geen opmerkelijk grootere krachten gegeven, evenmin als ze eenig afdoend bestrij dingsmiddel hebben opgeleverd. De bedreiging van de onderzeeboot blijft bestaanvoor den handel is die bedreiging misschien grooter dan ze was aan het einde van den wereldoorlog in verband met de grooter geworden actie-radius van onderwater-materieelmaar ze is waarschijnlijk niet grooter dan in den zomer van 1918". U.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 89