Daar echter de hoeveelheid water in het strandbivak onvol
doende was, werden instede van gewone rantsoenen 2 nood
rantsoenen per S. S. „van Outshoorn" van Badjoa naar Patiro
vervoerd. Nadat den volgenden dag gebleken was, dat door den
gevallen regen over voldoende kookwater werd beschikt, werd
aan de troepen gewone voeding verstrekt. Het magazijnsschip
werd dien dag naar Patiro verhaald.
In den terugkeer naar het landingspunt lag tevens het besluit
opgesloten, dit punt los te laten en bij Badjoa opnieuw te landen
om vandaar naar Watamponé op te rukken.
Van 25 t/m 27 Juli worden de troepen weer ingescheept en
den 28sten in de nabijheid van Badjoa aan land gezet. Bij deze
landing werd aan de troepen zelve geen noodrantsoen medege
geven. Wel werd aan boord vóór de landing het ontbijt en het
morgenmaal verstrekt, waarvan een gedeelte werd meegenomen.
Met het 1ste echelon zouden 1 noodrantsoen en 1 gewoon rant
soen aan wal worden gebracht.
De oorzaak van deze handelwijze was waarschijnlijk, dat het
noodt antsoen zeer volumineus en zwaar was, waardoor het eigenlijk
als zoodanig ongeschikt was. Het bestond voor Europeanen uit 1
blikje soep, 1 blikje hutspot en 1 blikje bruine boonen, voor In
landers uit 1 blikje getoek en 2 blikjes rijst poenar en woog
±l'/a kg.!
Door het te snel invallen van de eb kon dien dag alleen maar
het noodrantsoen aan wal worden gebracht. Hieruit blijkt wel,
hoe riskant het is, troepen te doen landen, zonder ze zelf een
noodrantsoen te doen meedragen. Het had even goed kunnen
gebeuren, dat ook voor het aan wal brengen der noodrantsoenen
de gelegenheid had ontbroken. Ook nu moesten de noodrantsoe
nen weer koud worden genuttigd. Drinkwater was voldoende aan
wezig, maar gelegenheid tot koken was er niet. Een noodrantsoen
moet dan ook aan den eisch voldoen, dat het zonder verdere be
reiding eetbaar is.
In den loop van den 28sten werd Badjoa vermeesterd, zoodat
men besloot den 30sten naar Watamponé op te rukken. 2 com
pagnieën werden in het strandbivak achter gelaten.
lntusschen waren op 29 en 30 Juli telkens 3 dagen levens
middelen gelost, die te Badjoa in een steenen gebouw zonder
dak werden opgeslagen. Dit gebouw werd door de Genie met
imitatieleer afgedekt. Gras was te Badjoa voldoende aanwezig,
zoodat geen hooi behoefde te worden aangevoerd.
In den namiddag vanden30sten Juli vertrok het eerste levens
middelenkonvooi naar Watamponé, dat deze plaats na een marsch
van ruim 2 uur bereikte. Het transport met karren bleek niet veel
bezwaren op te leveren, zoodat het spoedig gelukte een aan
zienlijken voorraad te Watamponé op te slaan en dezen geregeld
aan te vullen.
892