Uit het voorgaande blijkt dus, dat de vullingbus bestond uit z.g. anti-stoffen, die een specifieke werking'tegenover de afzonderlijke gassen moest uitoefenen. Werd een nieuw gas op het gevechts- veld toegepast, dan moest dikwijls, de reeds uit verschillende lagen bestaande vullingbus, met een laagje nieuwe anti-stof vermeerderd worden, zoodat men tenslotte wel tot een goede, doch zeer gecompliceerde vullingbus kwam. Het bleek echter in den oorlog dat het niet gemakkelijk was met de traditie en de geschiedenis te breken, zelfs als die slechts kort zijn. De Engelschen en vooral de Amerikanen, die aanvan kelijk Fransche gasmaskers moesten leenen, stonden veel meer onbevooroordeeld tegenover dit vraagstuk dan de Franschen. Het resultaat was dan ook dat door hen een z.g. all-round vulling werd gevonden, die niet alleen de bekende verbindingen afving, doch ook tegenover de nieuwe gassoorten voldoende bescherming gaf. De vulling bestond uit een mengsel van hoog geactiveerde houtskool van een bepaalde korrelgroote en natronkorrels, in een verhouding van 60 40. Kool bezit het vermogen om groote hoeveel heden gas af te vangen (adsorbeeren). a. Adsorptie in het algemeen. Indien een willekeurige vaste stof in aanraking gebracht wordt met een gassoort, dan zal een gedeelte van dit gas zich op de vaste stof afzetten, of wel er heeft een verdichting van het gas op het oppervlak van de vaste stof plaats. Dit verschijnsel noemt men adsorbeeren. Indien men in een gewone glazen flesch een gas brengt, dan zal een gedeelte der gasmoleculen op de binnenzijde der flesch vastgehouden worden. Deze moleculen nemen dan geen deel meer aan de beweging der moleculen die de gasdruk veroorzaken, zoodat de druk iets lager dan de oorspronkelijke zal worden. Hoe groo- ter het binnenoppervlak van de flesch is in verhouding tot een bepaalde hoeveelheid gas, des te meer zal de druk dan afnemen. Neemt men dus twee flesschen van gelijken inhoud, waarvan de eerste een regelmatige b.v. kogelvormige vorm heeft, de tweede echter een zeer onregelmatige, doch met grooter totaal opper vlakte, dan zal, indien in beide flesschen een evengroote hoeveel heid gas wordt gebracht, de druk in de tweede flesch kleiner zijn dan in de eerste. Strooit men b. v. in de tweede flesch fijn gepoederd glas dan zal men zien dat, tengevolge van de teweeggebrachte oppervlakte vergrooting, de druk in deze flesch nog minder wordt dan bij de voorgaande proef. Zie de „Vier Rapporten" van den Deenschen scheikundige N. L. Hansen. 897

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 29