C. Neveldeeltjes (arsinverbindingen) worden door kool niet of
zeer onvoldoende afgevangen.
In verband met het gestelde onder B is het in 't algemeen
noodzakelijk aan de kool een andere stof toe te voegen, die in
staat moet zijn aan deze onvolkomenheden tegemoet te komen.
Een zoodanige stof moet de uit de kool ontwijkende gassen
kunnen binden, d.w.z. een reservoir vormen van groote capaciteit.
Daarom werd aan de kool, alcalisch reageerende chemicaliënkor-
rels toegevoegd.
Als stoffen voor de chemicaliënvulling werden gebruikteen
mengsel van zinkoxyde, soda, natriumhydroxyde, kaliumperman-
ganaat en koolpoeder of wel een mengsel bestaande uitge-
bluschte kalk, natriumhydroxyde, cement, kiezelguhr en natrium-
permanganaat. Van deze chemicaliën werden korrels gemaakt
(het cement werd toegevoegd om de korrels de noodige vastheid
en sterkte te geven).
De chemicaliënlaag kon op de volgende wijze in de bus ge
plaatst worden.
1. door deze te mengen met de koolvulling.
2. door deze boven de koolvulling te plaatsen.
3. door deze beneden de koolvulling te plaatsen.
ad. 1. Wordt de kool met de chemicaliënkorrels vermengd, dan
wordt om bepaalde redenen, welke hier niet nader genoemd
zullen worden, de effectiviteit van de kool verminderd. Wordt de
chemicaliënvulling met de kool vermengd, dan mag dit alleen in
groote bussen plaats hebben.
ad. 2 en 3. In kleine bussen moet men kool en chemicaliën
korrels ieder afzonderlijk houden. Sommigen geven er de voor
keur aan de korrels als laag vóór de kool te plaatsen, anderen
daarentegen prefereeren de korrels achter de kool. In de moderne
Fransche en Engelsche vuliingbussen zijn de chemicalienkorrels
met de kool vermengd, terwijl men in de meeste Duitsche mo
derne industriegasmaskerbussen de chemicaliënlaag boven de kool
aantreft.
De chemicaliënkorrels zijn meestal sterk alcalisch (alkaliën zijn
de hydroxyden van natrium en kalium) en hygroscopisch, waar
door vervloeing in de bussen kan optreden, dat tot gevolg heeft
dat het materiaal van de bus, dat meestal uit blik bestaat, sterk
wordt aangetast. Men zou ook de kool met chemicaliënkorrels
kunnen impregneeren, bijv. soda of hexamethyleentetramine. De
kool kan met een ca. 10°/ovan deze stoffen geïmpregneerd wor
den, zonder dat het zuivere adsorptievermogen aanzienlijk ver
minderd wordt.
Er is den laatsten tijd een streven om de chemicaliënkorrels
geheel uit de vullingbussen te weeren. In hoofdzaak zijn de chemi-
caliënkorels toch bedoeld om de capaciteit van de kool t. o. van
vluchtige gassen als phosgeen e. d. te verhoogen. Vele onder-
907