0. Leber) en bedreigt den post Bab Mizab. Een colonne van 5
bat. inf. inderhaast bijeen getrokken onder den kolonel Colombat,
treft ze den 25sten bij Bou Halima en El Khemis; door een han
dige manoeuvre wordt de bende in tweeën gesplitst en met een
verlies van 150 man uiteengeslagen. Een en ander geeft den gen.
de Chambrun aanleiding tot oprichting van de postengroepen Ain
Leuh en Amzez, alsmede Taleghza, Cheraga en Aoulay. De ge
beurtenissen in Spaansch Marokko doen Lyautey alle beschikbare
troepen, versterkt met 2 bat. inf. en 1 esk. cav. uit Algiers aange
komen, tot een totaal van 16 bat. inf., 5 esk. en 11 bijen naar
het N. front dirigeeren. Deze troepen worden in twee commando's
gesplitst: dat van den kol. Colombat met hoofdkwartier te Ke-
laa des Sless is de bewaking opgedragen van de Ouergha tot
Ouezzan; dat van den kol. Cambay, met hoofdkwartier teNekhila,
bewaakt de strook tusschen de Ouergha en de Moulouya.
De groep-Cambay moet tot twee maal de posten Hassi Medlam
en Hassi Ouenzga ontzetten en richt zich dan naar het bovendal
van de O. Leben, waar de post larfata wordt opgericht. In het
W. heeft de cherif Derkaoui van de Beni Zeroual Fransche hulp
ingeroepen tegen een bende van 1500 Beni Ahmed. In vier dagen
heeft de kol. Colombat de invallers verjaagd, waarna het front
Ourtzagh, Ain bou Aissa, Aoulay, Bibane, Aoudour, bevestigd
wordt. Aldus is eind September 1924, een aaneengeschakeld
front van posten benoorden de Ouergha gevormd van meer dan
300 K.M. lengte en zijn ruim 7 bat. inf. van Rihana tot Kifane
in pesten en blokhuizen versnipperd. Achter dezen postenketen
liggen mobiele troepen, t. w. 3 bataljons, 2 eskadrons en 2 bat
terijen onder den generaal Colombat in het Zuidelijk gebied der
Beni Zeroual, waarvan 1 bataljon, 1 esk. en 1 bij. onder den
luit. kol. Defrère gedetacheerd te Ouezzan; 4 bataljons, 1 esk. en
2 bijen onder den kolonel Freydenberg bij Ain Aicha; 3 batons,
1 esk. en 1 bij. onder den kol. Cambay aan de boven-Msoun.
De „palissade van Lyautey" was, als gezegd, van gunstig re
sultaat geweest, zoolang men te doen had met plaatselijke, op
zich zelf staande verzetsuitingen van slecht bewapende stammen.
De posten lagen op den rand van het verzetsgebied met hunne
verbindingen in dat van goedgezinde stammen, zoodat opvoer en
aanvulling verzekerd waren. Houdt men deze voorwaarde in het
oog, dan volgt reeds hieruit, dat het verleggen van de palissade
Noordelijk van de Ouergha aan den vooravond van een te ver
wachten Rifaansch offensief een miskenning daarvan was. Immers
dit gebied is bewoond door Berbers, grootendeels behoorend tot
de Senhadja. In het Noorden de roovende en stroopende onaf
hankelijke Djebala en Rifanen, in het Zuiden het schatting heffend
Sultanaat, hadden zij steeds tusschen twee vuren gezeten. Die
toestand had zijn stempel op het volkskarakter gedrukt: donker,
klein en gedrongen, met ronde koppen en een ontwijkenden blik
waren zij verraderlijk, steeds geneigd zich te voegen bij dengeen;
871