2. de kool moet universeel zijnm.a.w. zij moet tegen alle
gassen voldoende bescherming geven.
3. de kool moet een bepaalde hardheid bezitten (anders ver-
poeiering).
4. de kool moet chemisch stabiel zijn.
5. de kool moet bij inademen weinig weerstand bieden.
6. de kool moet gemakkelijk te vervaardigen zijn.
7. de nevelvanger moet, zonder dat de inademingsweerstand
te groot wordt, de rook- en neveldeeltjes in een bepaalde con
centratie volkomen afvangen.
ad. 1. Hierbij moet vastgesteld worden hoe lang en bij welke
concentratie de kool strijdstoffen moet kunnen afvangen. De
kool moet b. v. in staat zijn, om gedurende langen tijd (b.v.
20 uren) een bepaalde concentratie van een strijdstof af te
vangen. Hierbij wordt dus de concentratie en de stroom
snelheid van het gasluchtmengsel opgegeven. De kool moet
gedurende korter tijd bescherming geven (b.v. 15 min.) tegen
een zeer groote doorstroomsnelheid van het gasluchtmengsel.
De in den eisch te noemen concentraties zijn veel grooter dan
die practisch ooit op het gevechtsveld kunnen voorkomen. De
proeven worden in het laboratorium gehouden, alwaar voor dit
doel eenvoudige apparaten gebouwd moeten worden.
ad 3. De kool moet een bepaalde hardheid hebben. Was dit
niet het geval dan zou door het voortdurend schudden van de
bus de kool gedeeltelijk verpoederen, waardoor de ademhalings
weerstand vergroot zou worden.
Ook bij gebruik van chemicaliënkorrels (indien toegepast) en
kool door elkaar vermengd, moet ook aan de hardheid van die
korrels een eisch gesteld worden.
Zijn de chemicaliënkorrels zachter dan de kool, dan zullen
deze eerste spoedig afslijten.
De hardheid van de kool wordt ongeveer als volgt bepaald.
Men neme een bepaalde gewichtshoeveelheid gedroogde kool,
welke in een porseleinen pot gedaan wordt. In den pot bevinden
zich bovendien een aantal porseleinen knikkers van verschillend
gewicht. De porseleinen pot wordt nu gedurende 10 min. op
een ronddraaiende schijf geplaatst (120 omwentelingen per minuut),
daarna wordt de kool op zeven van verschillende maaswijdte
uitgezeefd, zoodat de „stof" en de „breuk" in gewichtsprocen
ten uitgedrukt kan worden, waardoor een maatstaf voor de hard
heid van de kool wordt verkregen.
ad 7. Evenals bij ad 1 moet voor den nevelvanger een bepaalde
eisch gesteld kunnen worden.
Tenslotte worde het navolgende nog opgemerkt. Het geheele
adsorptie-verschijnsel berust op hypothesen. Aangezien nu echter
blijkt dat de meeningen van de deskundigen betreffende „de ad
sorptie van gassen door kool" niet veel uiteenloopen, is iets
911