en langs de Kert dalen af in de O. Leben nabij het dorp Moulay
Ain Djenan, dat aldus een strategisch punt vormt. In het Oosten
is het gat van Kifane een toegang tot den bovenloop van de O.
Msoun, het dal van de Moulouya een weg van Melilla naar
Guercif en Taza.
Het bergachtig karakter van het door de Fransche postenhnie
beheerschte gebied brengt armoede aan wegen mede, vooral aan
dwarswegen, de noodzakelijke verbindingen tusschen de mobiele
groepen, achter die linie opgesteld. Eind 1924 was de streek om
Ouezzan, hoewel geaccidenteerd, er nog het gunstigst aan toe
door zijn verbindingen in het achterland de spoorlijnen Meknes-
Petit Jean-Kenitra, Kenitra-Souk el Arbaa du Gharb-Ain Defali,
met zijlijnen naar Ouezzan en naar Mjara (gedeeltelijk nog in
aanleg)de wegen van Kenitra over Souh el. Arbaa naar Ouezzan
en Arbaoua (arab. Arbawa). Aan den anderen kant lag deze sector
gevaarlijk dicht bij Chechaouen, de wapenplaats der Djebala, en
waren door de Spaansche concentratie de posten in het N. W.
niet meer aangeleund (Brikcha, Rihana, Kelaa des Beni Routen).
In den Ouerghasector werd slechts beschikt over de aanvoerwegen
Fez (arab. Fas)-El Tleta-Kelaa des Sless en Fez-El Arbaa de
Tissa-Ain Aicha en was het pad door het dal van de Ouergha van
Mjara naar Ain Aicha de eenige dwarsweg. Het gebied der Tsoul en
Branes, ten N. van Taza, zwaar bergland, naar het Z. W. afwaterend
door de O. Leben, naar het Z. O. door de O. Msoun, bezat alleen
paden naar O. Amelil, naar Kef el Char en naar Bou Mehiri en
Kifane met als eenige dwarsverbinding den weg Msoun-Taza-Ame
lil De O. sector, weinig geaccidenteerd kende alleen de opvoer-
wêgen Guercif-Hassi Medlam-Hassi Ouenzga, Taourit-Sidi Marouf.
De defensieve rol, aan de posten toebedeeld, (69) komt ge
deeltelijk in de sterkte van hun bezetting tot uitingEen der
grootste en belangrijkste, Rihana, is bezet door een cie. Joyeux
(strafcompagnie), Aoulai telt 1 kapt., 1 lt., 7 Eur. en 38 Sene-
galeezenhet garnizoen van Ain bou Aissa bestaat uit 1 lt., 7
Eur. en 60 SenegaleezenMezraoua wordt verdedigd door 1
adjudant-chef (onderluitenant), 3 Eur. en 16 inh. Dergelijke
zwakke bezettingen hadden, zoo hun opdracht tot patrouilleeren
ware gegeven, daarmee moeten ophouden, zoodra een verzet
van eenigen omvang dreigde (70) en toch was tegen het optreden
van Abd el Krim een intensieve patrouillegang van groot nut
geweest. Immers paste de amrar bij de voorbereiding van zijn
(69) Zie noot (52) op p. 529 van I. M. T. 1929 No. 6.
(70) Posten van 2, zelfs 3 brigades, aangehaald met de dosis vrouwen en
kinderen van de huidige rijst- en zoutperiode, zijn bij elke verzetspoging van
eenigen omvang tot werkeloosheid gedoemd. Of men late op dergelijke
posten de gezinnen niet toe, of men vervange ze door doorloopend bezette
marschbivaks, waarvan de bezetting periodiek wordt afgelost. Dit laatste is
in de oogen van een aantal Atjeh-specialisten een ketterij, maar is toch
krijgsgeschiedkundig zeer wel te verdedigen.