EENIQE AANWIJZINGEN voor onderwijzers bij de schietoplei-
ding aan de hand van het V.S.I. Deel
I. (Zie tevens Rondschrijven D.v.O. III.
No. 100/111. ddo. 24/5/'23.)
Om een goed onderwijzer te kunnen zijn is het allereerst
noodig te voldoen aan den eisch genoemd in artikel 13 (3).
Alle eigenaardigheden van den schutter voor wat betreft het
schieten moeten den onderwijzer bekend zijn.
Daartoe is het noodig, dat hij
le. het overgangsstuk van eiken nieuw aangekomene ter inzage
vraagt
2e. dat hij voortdurend èn bij de voorbereidende schietoefeningen
èn bij de schoolschietoefeningen aan eiken schutter zijn volle
aandacht wijdt en alle zelfs kleinste, bijzonderheden onmid
dellijk aanteekent; (zie ook art. 70. ad (1) en (2).)
Voor het kunnen opmerken van hierboven vermelde bijzon
derheden is het tevens noodig dat de onderwijzer vooral goed
onder de knie heeft de opmerkingen in art. 32 (4) en (5), art.
33 (8), art. 34 (4) en (5), art. 46 aan art. 46 (8) bij „vaardig"
ten 3e toe te voegen „en zonder dat de linkerduim daarbij de
loop of het vizier omvat", art. 48 (11), (13) en (14), art. 49 (9),
art. 50. (5) en (8).
Doch niet slechts het opmerken en aanteekening houden van
bijzonderheden en fouten is noodig; hierna komt vanzelfsprekend
het opsporen van zaken daarvan, waarbij als regel het eerst het
schietwapen van den man moet worden onderzocht, en pas wan
neer dit goed is gebleken, daarna de gebreken bij den man
moeten worden verholpen.
Voor het voorgaande moet elke man kader in het bezit zijn
van een afzondei lijk aanteekenboekje. (Een cahier b.v. waarin
elk man een of twee bladzijden heeft) en bij alle oefeningen
van de schietopleiding bij zich hebben. In deze boekjes en de
aanteekenboekjes van art. 106, worden de manschappen in ver
schillende groepen ingedeeld
le. de achterlijken.
2e. de minst geoefenden. (klasse A.)
3e. de meer gevorderen. B.) (Zie artikel 77).
4e. de scherpschutters C.)
Wie behooren tot de eerste groep (achterlijken) is bepaald in
de artikelen 79. 70 (3), 67 (1) en (2), 97. Volgens de laatste 2
artikelen bestaat dus feitelijk de le groep (achterlijken) nog uit
twee afdeelingen en wel
le. zi;, die wel aan de gewone schietoefeningen deelnemen
2e. niet n
Het zal wel geen nader betoog behoeven, dat bij de voor
bereidende schietoefeningen, de bovengenoemde groepen niet alle
936