944
„Evenmin als in de laatste jaren zijn, door gemis aan schrijverspersoneel,
kopieën van de reeds vroeger samengestelde bundels uit bovenvermeld ver-
"baal, welke gevorderd waren tot 1822, vervaardigd kunnen worden, bestemd
„0111 t. z. t. naar de Krijgsgeschiedkundige Afdeeling te Bandoeng te worden
„opgezonden.
„De werkzaamheden hebben zich alzoo moeten bepalen tot het opleggen
„van de voor deze Afdeeling in de bijlagen opgesomde aanwinsten en het
„beantwoorden der ingekomen vragen, op Koloniaal-krijgsgeschiedkundig en
„militair-genealogisch gebied."
Voorts werd ons door den schrijver ter bespreking toegezonden eene
brochure Nogmaals het goed recht der oudgedienden van het N.I. leger van
voor 1920. Met een antwoord aan Prof. Mr. Dr. A. van Gijn. door K- van der
Maaten. Zooals bekend is dit de tweede brochure op dit gebied van den
gepensioneerden Oeneraal. De vorige brochure „Het goed recht der oudge
dienden van het N. 1. Leger van voor 1920" vond bespreking in het I. M.T.
nummer 1929 No. 2. Bij die gelegenheid mochten we reeds melding maken
van het kort te voren door den minister Koningsberger in de Tweede Kamer
uiteen gezette Regeeringsstandpunt. Het is nu dat Regeeringsstandpunt, hetwelk
de schrijver in zijn thans verschenen brochure aanvalt. De oud-Generaal schrijft
deze brochure onder het motto „De ambtenaren in Nederland leven niet in
een „rechtsstaat, maar zijn aan de genade der Regeering overgeleverd" en
zegt voorts in zijn voorwoord o. m.
Dat ik tot het schrijven van deze tweede brochure ben genoodzaakt
geworden, was inderdaad niet tot mijn genoegen, want een amusant weik
is liet zeer zeker niet. Doch het is alweer de kwestie, dat men zijn rechten
maar niet zonder meer met voeten kan laten treden.
Vooreerst wensch ik in het daglicht te stellen, hoe Z. E. Minister
Dr. J. C. Koningsberger in de Kamerzitting van 21 December j.l. bij de be
handeling der Indische Begrooting d. j. 1929 de Kamer t.o.v. depensioens
gelijkstelling der oud-gedienden van vóór 1920 wederom toelichtingen heelt
gegeven, welke even ondeugdelijk, even weinig steekhoudend zijn als die,
welke tevoren, jaar in jaar uit, voor het weigeren dier gelijkstelling der
Volks-Vertegenwoordiging door Z. E. en zijn beide voorgangers werden
opgedischt.
De Minister gaf daarbij opnieuw het bewijs zelf niet van het pensioens-
vraagstuk naar behooren op de hoogte te zijn. Toch was het zijn plicht,
't zij door deskundige voorlichting, 't zij door zelfstudie daarvan zich tevo
ren op de hoogte te stellen. En de Kamer, in Haar ondeskundigheid ter
zake en in Haar haast om op Kerst-reces te gaan, nam alles, wat de Minister
Haar dienaangaande mededeelde, voor goede munt aan.
Nochtans ging het hier om de belangen van honderden, zoo niet duizenden
oud-Militairen van allerlei rang en stand, die daar ginds in Indië wel hun
plicht deden, meermalen met den inzet van hun leven en tegen heel wat
minder dan een Ministerstractement.
Voort heeft Prof. Mr. Dr. A. van Gijn in het Weekblad „De Vrijheid"
van 12 en 19 Februari j.l. n.a.v. mijn eerste brochure een artikel geschreven
hetwelk mijnerzijds niet onbeantwoord kan blijven.
Die rechtsgeleerde bestrijdt daarin, op dezelfde gronden als in de Kamer
zittingen van 2 en 12 Dec. 1927, de pensioensverhooging in..ca?.u de
pensioens-gelijkstelling van de reeds gepensionneerden, waarbij hij op
nieuw het bewijs levert van de militaire pensioens-regelingen niet op de
hoogte te zijn, hier en daar de plank misslaat, zichzelf tegenspreekt en
polemiek voert op een wijze, welke zacht uitgedrukt bevreemding
wekt en dan aan den Heiligen Bureaucratius doet denken.
Tenslotte erin geslaagd zijnde, alsnog de Handelingen der Neder-
landsche Juristen-Vereeniging van 1897 machtig te worden, heb ik daarin
van de prae-adviezen van Prof. Mr. H. Krabbe en van Mr. E. Fokker vol-