1046
8. BOEKBESPREKING.
Van den uitgever ontvingen we ter bespreking een geschriftje „De Neder
lander onder de inlanders in Nederlandsch.lndië door W. Rijkee Mr. oud
hoofdonderwijzer in Ned.-indië.
Kennis van den oosterling is niet gemakkelijk te verwervenhet door
dringen in de oostersche psyche is een langdurig proces, dat alleen dan tot
stand komt, wanneer de wensch en de wil tot begrijpen en waardeeren van
den in een geheel andere gedachtensfeer gevormden en levenden medemensch,
gepaard gaat met den wil ondanks alles toch steeds zich zelf te blijven, zoo
dat men zich van de bestaande verschillen en tegenstellingen steeds juist
rekenschap kan geven.
Dat het door den heer Rijkee behandelde vraagstuk juist voor officieren
van uitnemend belang is, zal geen betoog behoeven, Zegt ons reglement op den
inwendigen dienst niet: „De Koningin wildat de officieren hunne
soldaten leiden, besturen en beschermen met die zorg en belangstelling, welke
zij verschuldigd zijn aan mannen, van wier dapperheid en gehoorzaamheid
zij een gedeelte van hunnen roem te verwachten hebben" Om die reden
zouden we dan ook dit werkje, geschreven door iemand die put uit eigen
ervaring, wel ter overdenking willen aanbevelen.
„Vriendelijkheid met gezag paren is het groote geheim van den goeden
omgang met inboorlingen," zegt de schrijver in zijn voorwoord, Dr Albert
Schweizer na.
De schrijver geeft als bronnen voor dit onderwerp aanJ. C. v. Eerde.
Kol. Volkenkunde deel I, omgang met Inlanders (1916); H. Geurtjens Uit
een vreemde wereld of het leven en streven van den Inlander op de Kei
eilanden (1921); Dr. N. Adriani: „Het animitisch heidendom als Godsdienst"
(1912) en „De zending in Midden-Celebes" (1921); J. H. F. Kohlbrugge:
„Blikken in 't zieleleven van den Javaan en zijner overheerschers" (1907)
Dr. Herman ten Kate „Psychologie en ethnologie in de koloniale politiek"
(Ind. gids. 1916); Onderzoek naar de oorzaken van de mindere welvaart der
Inlandsche bevolking op Java en Madoera (1914); „Door duisternis tot licht.
Gedachten over en voor het Javaansche Volk," van Raden Adjeng Kartini
1904); L. H. C. Horsting. „Prawiro. Zwerftochten door Indië" (1924);
Dr. Albert Schweitzer. „Aan den zoom van het oerwoud", Th. j. A. Hilgers.
Het leven in Insulinde" (1924).
Voor ons schuilt de waarde van het geschrift, v. n.l. daarin dat het vele
punten bevat, welke overdenking verdienen niet om zonder meer te worden
aanvaard, maar, en vooral, voor de jongeren, om besproken en uitgelegd
c. q. weerlegd te worden door ervaren troepen-officieren.
C'.
9. ORGAAN N. I. O. V. OCTOBERNUMMER.
Het nummer opent met een „in memoriam L. J. Rapmund le luitenant der
infanterie". Zooals bekend is deze jeugdige makker, op patrouille zijnde, door
ziekte overvallen en in zorgelijken toestand naar zijn standplaats aangebracht
en kort daarop, tijdens den tocht naar Bandjarmasin, overleden.
Voorts bevat het nummer buiten de Volksraadverslagen reden van desprekers
in tweeden termijn over de oorlogsbegrooting alsmede het Regeeringsantwoord
in tweeden termijn en de behandeling van de moties van der Weyden
(gelijkstelling der pensioenen van de vóór 1920 gepensionneerden) en Ratulangi
(betreffende bevordering van overleg met vertrouwensmannen van inheemsche
militaire vakorganisaties) het persoverzicht en vereenigingsnieuws, de volgende
bijdragen: