1052 klem-kaliber kanon ziet, wellicht gelijk aan het door hem zelf in 1918 ^con strueerde, of aan het 37 m.m. Skoda inf. geschut M. 15 L/10." Schr. bestrijdt het denkbeeld dat dit wapen alléén, voldoet aan alle eischen die noodzakelijk aan inf.-geschut gesteld moeten worden. Daarnaast blijft een inf. houwitser noodig en tevens een wapen voor speciale opdrachten (tank en vliegerafweer). U Revue d' Artillerie Augustus 1929. Vermelding verdient een artikel van den Chef d escadron O. Morel: Fusilmitrailleur Revelli non calée modèle 1929 waarm wordt gewezen op de groote waarde van een zoodanige eenvoudige constructie van een oorlogswapen, dat het in oorlogstijd in technische fabrieken van allerlei aard kan worden vervaardigd. De geweer-mitrailleur Revelli is met uitzondering van den loop en den houder geheel vervaardigd in een kleine fabriek voor vervaardiging van machines om marmer te snijden De geweer-mitrailleur model 1929 is een automatisch wapen met ongegren- deld sluitstuk en welks trekkerinrichting uitsluitend is ingericht voor automa tisch vuur. Kaliber 6.5 m.m. De patroon is de Italiaansche infanteriepatroon. De kamer van den loop is zoodanig ingericht dat de patronen niet behoeven te worden geolied. Het sluitstuk beweegt zich ineen cylindrische buis van 80 cm. lengte waarin ook de loop over een lengte van 24 cm is ingesloten. Aan de voorzijde van die buis is een tweevoet bevestigd. De sluitstukbuis is aan de achterzijde afgesloten door een schroef. Aan de rechterzijde is een opening voor het uitwerpen der hulzen en een sponning voor den wapeningshefboom, terwijl aan de onderzijde openingen zijn voor den patroonaanvoer, voor den spannok en voor de automatische afvuunnrichting. Het sluitstuk (3 kg.) heeft een cylindrische vorm en bestaat uit 2 deelere vereenigd door den wapeningshefboom. Binnenin het sluitstuk bevinden zich de slagpin, de haan en de slagveer. De loop is aan de sluitstukbuis bevestigd met een bajonetsluiting en wordt vastgehouden door een veerenden nok. Het afvuurmechanisme bestaat uit twee trekkers en twee afvuurnokken. Een van de afvuurnokken wordt gecommandeerd door een gewonen trekker voor handbeweging, de andere wordt gecommandeerd door een trekker die in werking wordt gebracht op het oogenblik, dat het sluitstuk wordt geslóten Bij het teruggaan neemt het sluitstuk de slagpin en den haan mede, achter welken laatsten op het eind van de teruggaande beweging de nok van den automatischen afvuurnok grijpt. Bij het vooruitgaan van het sluitstuk, onder de werking van de tegen de schroef van de sluitstukbuis opgesloten sluitveer, wordt de slagveer gespannen j zoodra de vooruitgaande beweging ophoudt wordt de automatische trekker ingedrukt en kan de slagpin vooruitschieten. Indien de schutter den gewonen trekker los laat wordt de haan tegenge houden door de aan dien trekker verbonden tweede afvuurnok, welke dan ingrijpt, nadat de automatische afvuurnok is gepasseerd. Bij den mitrailleur worden houders gebruikt voor 20 patronen. Kolonel Revelli wil dien houder van duraluminium vervaardigen, welks zij kanten van gaten worden voorzien en die ledig slechts 100 g. zal wegen. De kolf is onder de sluitstukbuis bevestigd, zoodat de totale lengte van het wapen slechts 1.07 m bedraagt, terwijl de loop 50 cm. lang is. Klemming van de huls in de kamer wordt voorkomen doordat in de ligplaats voor de hals van de huls langskanaaltjes zijn gemaakt, waarin het gas binnendringt, zoodat de gasdruk binnen en buiten de huls even groot is. De mi trailleur wordt een gelukkige uitvinding genoemd. De constructie is uiterst eenvoudig. Vooral de ingenieuse inrichting van de kamer wordt zeer ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 106