over de kammen naar het dorp Haddada, dat de rivier domineert; rechts beklimt het bataljon van het 6de Alger. tir., gesteund door een bat. Senegaleezen, de hellingen, die naar het dorp Msaia leiden en komen daar aan zonder een schot gelost te hebben. Het gros van de colonne blijft op den weg marcheeren, waaraan het gebonden is door de bespannen artillerie, die er niet afkan. Weldra meldt de voorhoede, die in de kom van de Ouergha afgedaald is, dat de hoogten op den rechteroever, vooral twee steile rotsen, die zich over het water heenbuigen, alsmede de dorpen Ain Beida en Koudia, zwaar bezet zijn. Dadelijk doet men een beroep op de artillerie, maar deze heeft de grootste moeite om in stelling te komen. Eerstens stuit men op twee coupures dwars over den weg, die men moet aanvullen, dan ziet men zich, bij gebrek aan terrein, voor voertuigen toegankelijk, gedwongen met de hand, ten koste van bovenmenschelijke inspan ning, de stukken op de smalle plaats te brengen, vanwaar zij kunnen schieten. Eerst als 2 stukken van 75 het vuur geopend en de vlakte vrij gemaakt hebben, kan men de overige vuurmon den aanvoeren en een uitwerkingsvuur op de door den vijand bezette punten openen. De zeer laag vliegende avions melden de doelen. Weldra hooren wij als een echo de kanonnen van Ain Aicha, die in werking komen en de stellingen van achteren beschieten, die wij in front bevuren. Dat is te veel voor den vijand. Eensklaps ziet men uit de rotsen en dorpen een menigte krijgers te voorschijn komen en zoo hard zij kunnen wegloopen in W. richting onder een hagelbui van projectielen. Ongelukkig schittert achter den kam, die Ain Aicha maskeert, de ster van een witten vuurpijl, wat wil zeggen „Nous sommes la". Van waar wij ons bevinden, is het moeilijk den afstand te schatten tot de plaats, waar de vuurpijl is opgelaten. Is het de post Ain Aicha zelf of is het een uitvalsdetachement, dat den kam nadert, dien wij beschieten en dat de kans loopt door ons getroffen te worden? Zoo lang zulks twijfelachtig is, wordt het vuur gestaakt, waarvan de vijand gebruik maakt om in massa de beenen te nemen. Als men eindelijk uitgemaakt heeft, dat niemand van de onzen gevaar loopt en het vuur weer geopend is, zijn de pracht- doelen, die men nog geen moment tevoren voorbij zag trekken, verdwenen. Intusschen hebben onze beide flankdekkingen de hellingen langs den weg zonder veel moeite schoongeveegd en in den middag, na 12 uren marcheeren, kampeert de mobiele groep voor Ain Aicha, op den linkeroever van de Ouergha. Deze dag heeft ons 3 dooden en 6 gewonden gekost, w. o. 2 officie ren-vliegeniers. Het zou wenschelijk geweest zijn om den volgenden dag (19 Juli) de operatie tot ontzet van Ain Matouf te hebben doen aan vangen ten einde den geslagen tegenstander geen gelegenheid te geven om op adem te komen, maar onze troepen zijn daags te voren laat in bivak gegaan na een buitengewoon zwaren marsch 971

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 15