verdeeld. Wij gelooven echter, dat dergelijke verkenningsresul
taten met onze verkenningsorganen als vliegtuigen en officiers
patrouilles wel zeer hooge uitzonderingen zullen zijn en dat wij
veelal genoegen zullen moeten nemen met de wetenschap, dat
de aanwezigheid van vijand op een zeker, in het verleden
liggend tijdstip en op een bepaalde plaats is geconstateerd, zon
der, dat wij van zijn doen en laten op de hoogte zijn. Met deze
bescheiden wetenschap echter kunnen tijd en plaats van ont
moeting nog geenszins vaststaan en valt dan ook tevoren niet te
zeggen, waar de nadering in het gevecht zal overgaan. En zelfs
al zouden wij bij uitzondering die zekerheid hebben, dan nog
is het zeer waarschijnlijk, dat reeds contact met vijandelijke ver
kenningsorganen wordt verkregen, nog voordat het eigenlijke
hoofdtreffen plaats heeft.
Waar en wanneer met dergelijke ontmoetingen rekening zal
moeten worden gehouden, is een kwestie van de hoogere bevel
voering en derhalve hier niet aan de orde, doch wel kunnen wij
al dadelijk vaststellen, dat de sectiecommandant zich alle ge
noemde mogelijkheden voor oogen zal moeten stellen, vanaf het
oogenblik, waarop zijn sectie uit het gesloten compagniesverband
wordt losgemaakt, m. a. w. zoodra hij zelf voor het optreden van
zijn sectie verantwoordelijk wordt.
Een nadere beschouwing van de vorengenoemde kansen voert
ons tot de conlusie, dat de sectie tegenoverVijandelijke VERDRA
GENDE vuuractie uitsluitend is aangewezen op een aan het terrein
aangepaste oordeelkundige formatiekeuze, terwijl zij tegenover
de actiemogelijkheden van de vijandelijke infanteriewapenen daar
naast nog de beschikking heeft over het middel van de recht-
streeksche beveiliging.
Aangezien de mate van slagvaardigheid, d.w.z. de groepeering
van de sectie uitermate nauw verband houdt met de mate van
veiligheid, die de sectie zich met eigen middelen heeft weten te
verschaffen, daar is een korte bespreking van deze aangelegen
heid hier ongetwijfeld op haar plaats.
Het G. V I. schrijft in pt. 58 voor, dat de rechtstreeksche be
veiliging van de sectie in voorste lijn wordt verzekerd door het
paarsgewijze uitzenden van verkenners tot een maximum afstand
van 200 a 300 M. voor de sectie uit. Het wil ons echter voor
komen, dat de aldus verkregen veiligheid slechts zeer gering kan
worden genoemd, terwijl toch die veiligheid door een geringe
wijziging van het bedoelde punt van het G. V. I. aanzienlijk zou
kunnen worden opgevoerd.
Onze ervaring heeft ons geleerd, dat het welhaast onmogelijk
is om ten allen tijde de speciaal opgeleide verkenners voor de
beveiligende taak te bezigen. Meestal moet men daarvoor wille
keurige manschappen aanwijzen met het gevolg, dat zij door
gebrek aan tactisch inzicht en kijk op het terrein als regel loopen
983