het „te bevuren doel''. Zoodra men nu aan het woord „aan valsdoel" de beteekenis van GEVECHTSDOEL toekent, kan het ook geen verwondering baren, dat men dan ook een gevechts groep vormt, welke tot taak krijgt om zich van dat gevechtsdoel meester te maken. Zooals wij zeiden, beantwoordt deze interpretatie echter niet aan de ervaringen in de practijk opgedaan, want slechts in zeer hooge uitzonderingsgevallen (bv. door de aanwezigheid van een alleenstaand steenen huis, een grafheuvel, de vleugel van een stelling of stellinggedeelte) zullen in het aanvalsfront van een sectie van 150 M. breedte op het tijdstip, waarop het gevechts bevel wordt uitgegeven, punten kunnen worden aangewezen, waaraan bijzondere tactische beteekenis kan worden toege kend. Onze ervaring terzake is altijd geweest, dat zelfs in terreinen, waar de aanvaller goed inzicht heeft in 's vijands verdedigende stelling, tot zelfs op de kleinste afstanden nog niet kan worden vastgesteld, welke punten wel en welke punten niet bezet zijn, indien althans de verdediger zijn zaken doet. En bovendien wordt de tactische beteekenis van een zeker punt niet alleen bepaald door de aanwezigheid van bezetting, doch vooral door de weer standskracht, welke een dergelijk punt bezit, een weerstandsver mogen, dat eenerzijds afhankelijk is van den toestand, waarin de bezetting verkeert als gevolg van het door den aanvaller afge geven vuur, anderzijds van de kracht van het kruisvuur, dat op de naar dat punt voerende wegen ligt, m. a. w. dus van de weer standskracht van de terzijde gelegen stellinggedeelten, vanwaar het terrein, gelegen voor het bedoelde punt wordt beheerscht. Deze gegevens verkrijgt de aanvaller gedeeltelijk gedurende het overschrijden van het aanvalsterrein, doch zij worden eerst ver volledigd door klewang en bajonet, kortom, er zal naar de zwakke punten, m. a. w. naar de tactisch gunstige aanvalspunten moeten worden gezocht en getast. Hieruit volgt vanzelf de conclusie, dat aan het in het G. V. 1. pt. 61(3) bedoelde „aanvalsdoel" niet de beteekenis kan worden toegekend van een GEVECHTSDOEL, doch dat hier uitsluitend sprake kan zijn van een RICHTINGSDOEL. Het principieel formeeren van GEVECHTSgroepen achten wij dan ook bepaald in strijd met den geest van de voorschriften. Resumeerende kunnen wij den toestand, op het oogenblik, waarop de sectiecommandant zijn gevechtsbevel gaat uitgeven, in het kort als volgt samenvatten le. de infanterie moet zich met eigen middelen vuursteun en vuurbescherming verschaffen. 2e. de tactisch gunstige aanvalspunten worden opgespoord door een tasten van stootkracht, bijgestaan door vuurkracht en eerst met zekerheid vastgesteld met de klewang of de bajonet. 992

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 38