deze periode wijzigt de tactische toestand zich voortdurend
en veelal zeer plotseling. Momentbeslissingen zijn dan geboden,
alles is in zekere mate „flair'' van de commandovoering, waar
voor geen theorie past. Slechts oefening kan hier de kunst baren.
Wij meenen goed te doen om er echter de aandacht op te ves
tigen, dat de ervaring ons heeft geleerd, dat de ensceneering van
dergelijke oefeningen ook geheel moet overeenkomen met het
werkelijke inwendige van een verdedigende stelling en dat niet
wordt gehandeld, zooals het R. I. in pt 232 (2) aanbeveelt, door
nl. de verdedigende opstellingen telkenmale achterwaarts van
plaats te doen veranderen, waardoor een onjuistbeeld van den
waren toestand wordt geschapen. Verder is het noodig om het
geënsceneerde stellinggedeelte zeer veel breeder te nemen, dan
het aanvalsfront van het te oefenen onderdeel, opdat ook de
consekwentie's verbonden aan flankvuur worden gedemonstreerd.
Dat bij dergelijke oefeningen een heirleger van hulpleiders be
schikbaar moet zijn om te juister tijd en plaats de noodige be
slissingen te nemen in overeenstemming met de werkelijkheid,
zal wel voor een ieder zonder verder commentaar duidelijk zijn.
DE VERDEDIGING.
1
De sectie in de vuurlinie.
De sectie in de vuurlinie kent niet meer dat groote verschil
tusschen k m. en k(g). groepen, zooals wij dat bij de bespreking
van den aanval hebben geconstateerd. In het laatstgenoemde ge
val beschikte de sectiecommandant over PRINCIPIEEL zeer verschil
lende elementen i. c. vuurkracht en stootkracht, thans heeft dit
principiëele verschil plaats gemaakt voor een GRADUEEL verschil,
want zoowel de k.m. groepen als de kfg). groepen vertegen
woordigen in de voorste verdedigende lijn beiden VUURKRACHT.
Niettemin hebben beide soorten vuurkracht zeer verschillende
eigenschappen. K.m. vuur is opeengehoopte vuurkracht, is vuur
kracht in blik, is derhalve min of meer star in het gebruik en
vereischt open terreinstrooken om een maximum rendement op
te leveren. Het vuur van de k.(g). groepen daarentegen is soepeler,
is gemakkelijk uiteen te halen biedt daardoor kwantitatief meer
doch kwalitatief minder mogelijkheden dan k.m vuur.
Nu is juist het streven van den verdediger erop gericht, om
de mogelijkheden, welke het terrein biedt zooveel mogelijk dienst
baar te maken aan het gebruik der vuurwapenen en bedenkt men
zich dan, dat het terrein veelal grillige afwisselingen in aanzien
vertoont, dan volgt daaruit, dat een juiste aanpassing van het
gebruik der vuurelementen aan het terrein des te beter verzekerd
996