is naarmate het aantal dier elementen grooter is, m. a. w. als de deelingsmogelijkheid van de tactische eenheden toeneem Theoretisch gesproken zou een ideaal toestand zijn geschapen, indien men eiken man als vuureenheid zou kunnen beschouwen en hem een zoodanigen plaats in het terrein kon geven, da de eigenschappen van zijn wapen het beste tot haar recht komen. Deze toestand is met het oog op de aanvoering natuurlijkt practise h onbestaanbaar, doch hiermede is echter vastgekgd,_ da de kleinste eenheid, welke organiek een commandant bezit, bij de verdeeling van de sectie ook als kleinste vuureenheid moet worden gebruikt m. a. w. dus niet alleen de k. m. groep doch ook wel degelijk de k (g.) groep. Wij achten het dus niet alleen in den aanval doch ook bij de verdediging onlogisch en zelfs ontactisch om het brigadeverband voor de karabijn- (geweer-) schutters te handhaven en zulks te meer, waar de samenkoppeling van k. m. groepen terecht niet is aangenomen. Het is ons in de praktijk meermalen gebleken, dat het vast houden aan het G.V.I. pt. 205, waarin wordt vastgesteld dat de beide groepen van een k.(g.) brigade niet verder dan 50 M. uit elkaar mogen worden opgesteld, tot tactische ketterij voert, omda nu eenmaal de terreingedeelten, welke geschikt zijn om door de k (a schutters te worden bezet, ook wel eens meer dan 50 M. uit eikaar kunnen liggen. Ook voor de bevelvoering is een verbre king van de k.(g.) brigades niet het minst nadeelig, want door het stilstaande karakter van de verdediging en de veelal beschikbare voorbereidingstijd, is de sectiecommandant in staat om elke groep hare plaats aan te wijzen en de opdracht (i. c_ dus vuur- opdrachten) zeer gedetailleerd te formuleeren, waarbij met alle mogelijke waarschijnlijkheden kan worden rekening gehouden. Tactisch inzicht en' initiatief behoeven in dit geval van den groePs" commandant niet te worden gevorderd en nogmaals, men huldigt de verdeeling toch ook ten aanzien van de k. m. brigades en waarom dan niet van de k.(g). brigades, die immers principieel dezelfde taak hebben. II. De sectie in tweede linie. Volgens onze voorschriften nadert de taak van de sectie in tweede linie, die van de sectie in het aanvallend gevecht. Vuur kracht en stootkracht hernemen dus weer hare oorspronkelijke plaatsen. Als regel zal door de drieïndeeling van de compagnie de sectie in tweede linie het geheele compagniesfront van 500M. moeten beheerschen. Het van huis uit innemen van een breede

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 43