Om van Taounat den top van Astar te bereiken daalt een vrij flau we helling eerst naar het dorp Dchiar. Dit deel van het terrein is beplant met olijven en biedt een beperkt gezichtsveld. Dan moet men, om aan den voet van het massief te komen, een open ter rein'overschrijden en vervolgens de steile en met ravijnen door groefde hellingen van den top van Astar beklimmen. De aanval op Astar zou worden uitgevoerd door twee batal jons één, Algerijnsche tirailleurs, moest zich meester maken van de dorpen en aldus den linkervleugel vormen, het 6de ba taljon van het 1ste reg. Vreemdenlegioen moest den post nemen. De aanval moest worden voorbereid door de artillerie, in stel ling op het plateau van Taounat: een bij. van 120, een van 155 en verscheidene van 65. Een bg. bij. van 65 was ter beschikking van den majoor van het Legioen om het terrein vast te houden en moest op aanvraag van dien bet. naar den post Astar gaan, zoodra de top genomen was. Het geheel stond onder de bevelen van den majoor Mativet. Om 5.45 v. daalt het bat. tir. van de hoogten van Taounat en stelt zich tot den aanval gereed in den rand van een olijvenbosch; het wordt naar rechts verlengd door het bat. van het Legioen in den N rand van Dchiar: de 21ste, 22ste en 24ste cie. van links naar rechts in voorste linie, de 23ste in reserve. Elke cie. heeft zijn opdracht en richtingspunt ontvangen: de 21ste zal verband hou den met de rechtercie. van de tir., den linkervleugel van het Legioen vormen en richting nemen op de uiterste W. punt van het plateau van Astar, 100 M. links van de post De 22ste zal recht op den post aanhouden de 24ste zal den rechtervleugel dekken de steile rotsen op de hellingen rechts tot doel nemen en zich daar vastzetten. De 23ste zal de beweging van de 22ste volgen op 400 M. Zoodra wij op onze plaats staan in den N. rand van Dchiar worden wij hevig beschoten uit den Z. en O. rand van het dorp Astar. De artillerie beschiet de hoogten van Astar, maar kan geen vuur brengen op den Z. rand der dorpen, die door het bat. tir. moeten worden aangetast. Men is dus wel genoopt de 800 M. breede, open strook onder het vuur der Marokkanen te overschrijden. De legionnaires gaan snel vooruit in een linie van colonnes met eenen, wijd uit elkaar, en de drie cieën bereiken den dooden hoek 'zonder een man te verliezen de 23ste is in den rand van Dchiar achtergebleven, gereed om met zijn vuur het voorwaarts gaan der voorste linie te steunen en eiken tegenaanval af te slaan. In den dooden hoek herstellen de cieën zich snel; een sectie van de 21ste dekt de linkerflank, de rest van die cie. en de 22ste marcheeren op hun richtingspunten, in kleine colonnes met eenen, gebruik makend van eiken dooden hoek. De 24ste gaat schuins rechts en richt zich naar de rotsen, die haar doel vormen. De 23ste steekt op haar beurt de open strook over, bereikt de hellingen en volgt de 22ste. Alle cieën komen zeer snel vooruit,. 960

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 4