raden aan wal brengen, terwijl de stad vrijwel leeggeplunderd was
en niets opleverde.
Het gewone rantsoen bestond in hoofdzaak uit 0,7 kg brood,
0,1 kg. gedroogde groenten, 1 kg. hout, 0,05 kg. reuzel en 0,5 kg.
versch vleesch, voorts wat koffie, suiker en wijn. Dit rantsoen
werd aan alle landaarden verstrekt. De officieren konden levens
middelen tegen betaling ontvangen. Dit veroorzaakte groote
moeilijkheden door de administratieve arbeid, die er het gevolg
van was.
De brandhoutvoorziening baarde tot Maart 1908 de grootste
zorgen. Chaouïa levert zoo goed als geen hout op en de omge
ving van Casablanca in het geheel niet, zoodat aankoop of
requisitie onmogelijk was. Aan boord van de transportschepen
van het eerste echelon was geen hout. Corveeën werden gecom
mandeerd om het hout uit de puinhoopen van de stad te halen,
maar de gevonden hoeveelheden waren onvoldoende. Daarom
was aanvulling uit Frankrijk en Spanje noodig. Aanvankelijk
geschiedde dit met schoeners. Doch deze vaartuigen kondendoor
ruwe zee en tegenwind niet binnenloopen, zoodat eind Januari
de brandhoutvoorziening uiterst kritiek was. Uit Oran kon maar
weinig worden aangevoerd. Eerst door een geregelden aanvoer
van rondhouten per stoomschip uit Bordeaux werd aan dezen
noodtoestand een einde gemaakt.
Gedurende marschdagen was de verstrekking van hooi of stroo
wegens gebrek aan transportmiddelen onmogelijk. Daarom werd
het rantsoen hard voer (haver of gerst) gedurende die dagen ver
hoogd. In April veroorloofden de transportmiddelen het zenden
van hooi naar de verschillende posten. Overigens was het meestal
mogelijk gedurende de tochten aan de paarden eenig gras of te
velde staande gerst te voederen.
Het drinkwater in de streek was sterk magnesiumhoudend en
daardoor slecht van smaak en niet erg geschikt voorde bereiding
van spijzen. Ook veroorzaakte het diarrhee en dysenterie. Daarom
werd te Casablanca eenige weken na aankomst een destillatie
inrichting voor zeewater gebouwd, die de troepen daar ter plaatse
van drinkwater kon voorzien. Voor de bakkerij werd door de
Genie een put gegraven, die uitstekend water gaf.
De verplegingsdienst bij enkele colonnes.
Den 21 sten Januari vertrok de colonne du Littoral uit Casa
blanca naar Fedahala. Bij den man werden 2 noodrantsoenen
meegevoerd, terwijl achter de colonne een trein volgde van
gerequireerde kameelen met 4 rantsoenen levensmiddelen bene
vens een kudde slachtvee voor 4 dagen. In den namiddag werd
bivak betrokken te Fedahala, waar geslacht werd.
Den volgenden dag bereikte men Bu Znicka, waar een convoi
auxiliaire den troepentrein aanvulde, zoodat deze laatste weer 4
1006