1038 aanvallend gevecht het zwaartepunt achtereenvolgens in de gevechtsvakken van naast elkaar optredende onderdeelen te leggen. Ten slotte moet de aanval in front leiden tot de doorbreking van s vijands stelling. Voor het welslagen, zoowel van de omvatting als van de doorbreking, is het noodig 's vijands krachten vast te houden in en zijn reserves te binden achter die deelen van zijn front, waar de beslissing niet wordt gezocht. Daarom moet dus ook op die deelen met zoodanige kracht worden aangevallen, dat de tegenstander niet tijdig ontdekt, waar het zwartepunt van den aanval gelegen is. 181. Het aanvallend gevecht en de daaraan voorafgaande handelingen vertoonen naar gelang van de omstandigheden een zeer verschillend beeld. In den bewegingsoorlog zijn de tegenstanders aanvankelijk op grooten afstand van elkander verwijderd. De marschen, welke dan worden ver richt met het doel den vijand op te zoeken en hem daarna aan te grijpen, geschieden volgens de algemeene beginselen, in hoofdstuk III vermeld. Met alle verkenningsmiddelen, die hem ten dienste staan (zie hoofdstuk IV A), tracht de commandant zich vóór en tijdens deze marschen de gegevens te verschaffen, welke hem een indruk kunnen geven van 's vijands handelingen en voornemens. Daarbij is het van groot belang reeds vroegtijdig te weten, waar zich 's vijands vleugels bevinden, teneinde den marsch zoodanig te kunnen leiden, dat een omvatting mogelijk wordt. Door het nemen van de noodige veiligheidsmaatregelen en door het oordeelkundig groepeeren van zijn troepen verzekert de commandant zich zijn vrijheid van handelen, vrijwaart hij zijn strijdmacht voor verras singen, en legt hij tevens den grondslag voor den opzet van zijn aanvalsplan. Is de onderlinge afstand tusschen de voorste infanterieafdeelmgen der tegenstanders tot ongeveer 15 K. M. verminderd, dan begint de naderings- marsch (zie ptn. 53 en 76), waarvan de wijze van uitvoering voor een groot deel wordt beheerscht door de handelingen van den vijand. Zoowel in het geval, dat deze zich blijkbaar op de verdediging voorbereidt, als in het geval, dat ook hij in opmarsch is èn blijft, leidt de naderingsmarsch tot het verkrijgen van de gevechtsaanraking (zie pt. 60), doch deze handeling en de daarop volgende gevechten drangen in het eene geval een geheel ander karakter dan in het andere. 182. Indien met zekerheid bekend is, dat de vijand stelling heeft genomen, zoodat hij reeds eenigen tijd beschikbaar heeft gehad om het terrein te versterken, een stelsel van vuren min of meer volledig voor te bereiden en zijn troepen naar vrije keuze te groepeeren, dan heeft hij een voorsprong in de gereedheid tot het gevecht verkregen, waartegenover de commandant van de aanvallende strijdmacht een op zorgvuldige verkenningen gegrond aanvalsplan (zie pt. 236) zal moeten stellen, teneinde de voordeelen van den aanval volledig tot hun recht te doen komen. Een hoofdvoorwaarde hiervoor is, dat de troepen niet druppelsgewijze in gevecht worden gebracht, doch dat voor den beslissenden aanval voldoende overmacht aan troepen en gevechtsmiddelen wordt verzameld en gereedgesteld ter verkrijging van het vuuroverwicht. Wel is waar zal voor de verkenningen en voor het groepeeren en ge- reedsstellen der strijdkrachten, zoowel als voor den aanvoer van de ge vechtsmiddelen, die noodig zijn om het vuuroverwicht te krijgen en te behouden, tijd noodig zijn7 doch in dezen tijd vermeerdert men in hooge mate de gunstige kansen voor den aanval. Vooral tegenover een reeds eenigen tijd in stelling staanden vijand geldt het beginsel: grondig voor bereiden om krachtig te kunnen aanvallen. 183. Tijdens den opmarsch naar een tegenstander, waarvan met zeker heid is gebleken, dat hij zich heeft vastgezet in een verdedigingsstelling, welker ligging ongeveer bekend is, kunnen verschillende phasen in de achtereenvolgende gevechtshandelingen worden onderscheiden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 92