1043 C. v., behalve de bevelen, bedoeld in punt 97, bijzondere aanwijzingen omtrent: de samenwerking met permanente verdedigingswerken, kustartillerie en marine; de voorloopige opstelling van de veiligheidsbezetting en haar nadere bestemming; de vorming of instandhouding van krachtige steunpunten aan de kust voor de rechtstreeksche verdediging van havens, kustplaatsen, kunstwerken, riviermonden, e.d. Voorts ontvangt hij van den C. V. op geregelde tijden gegevens betref fende den wind en het getij, voor zoover deze invloed kunnen oefenen op den graad van slagvaardigheid (zie punt 344). De D. G. C. en de D. Cn. gronden hun bevelen op de in Hoofdstuk V. B. vermelde algemeene beginselen voor de verdediging, onder inachtneming van de bijzondere bepalingen, voorkomende in de volgende punten. 348. De hoofdweerstandsstrook moet bij voorkeur zóó worden gekozen, dat de landingstroepen gedurende den tijd, waarin zij, na overscheping, in sloepen e.d. naar den vasten wal worden overgebracht, onder krachtig artillerievuur en, waar mogelijk, ook onder mitrailleurvuur kunnen worden gehouden. Zou hierdoor de hoofdweerstandsstrook in een zich van zee uit scherp afteekenende, zeer ondiepe strook bijv. één duinenregel komen te liggen, zoodat dan niet zou worden voldaan aan de strikte eischen betreffende opstelling in de diepte en dekking tegen vuur en zicht (zie punten 87 en 93), dan moet zij, met het oog op de uitwerking van het voorbereidend en het beschermend vuur van het vijandelijk scheepsgeschut, meer naar achtereen worden gekozen. Zoo eenigszins mogelijk moet zij dan zóó zijn gelegen, dat althans het grootste deel der artillerie de genoemde vuren kan afgeven. De in het vorig punt bedoelde steunpunten voor de rechtstreeksche verdediging van havens e.d. worden dan als vóór de hoofdweerstandsstrook gelegen weerstandskernen ingericht. 349. Ligt, hetgeen uitzondering zal zijn, de hoofdweerstandsstrook op eenigen afstand van de kust, dan worden, indien daartoe voldoende ruimte aanwezig is, aan de kust voorposten geplaatst. Deze hebben dan tot taak, kleine nachtelijke ondernemingen af te slaan en, bij landing van een sterke troepenmacht, den vijand gedurende zijn nadering in de sloepen e.d. zooveel mogelijk verliezen toe te brengen; na landing van de tegenpartij houden zij stand, in samenwerking met aan de kust gelegen steunpunten voor recht streeksche verdediging van havens e.d. 350. De zich reeds vóór de aankomst van de divisiegroep in het betrok ken kustvak bevindende infanterieonderdeelen der veiligheidsbezetting wor den onder de bevelen van den D. G. C. gesteld. In den regel bij de divisiën ingedeeld, worden zij aanvankelijk bestemd voor het bezetten van de voorpostenstrook en van aan de kust gelegen belangrijke steunpunten. Zoodra de divisiën haar vakken hebben bezet, wordt de voorpostendienst afwisselend door de verschillende onderdeelen verricht. Bij uitzondering worden zij bij de divisiegroepsreserve ingedeeld. De tot de veiligheidsbezetting behoorende artillerie wordt, zoo zij niet tot de legerartillerie komt te behooren, naar gelang van de omstandigheden, bij de divisiegroepsartillerie ingedeeld of over de division verdeeld. 351. De taak van.de artillerie is: het onder vuur nemen der transportschepen door het verdragende geschut; het afgeven van afsluitingsvuren vóór de kust en waar mogelijk op het strand; bij teruggetrokken ligging van de hoofdweerstandsstrook, het afgeven van afsluitingsvuren tusschen de weerstandskernen der voorposten en daarna vóór de hoofdweerstandsstrook;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 97