1161 Revue militaire Suisse. No. 8. Augustus 1929. „Notre tactique et nos moyens d'artillerie." Dat de tactische mogelijkheden in .overeenstemming zijn moeten met de bewapening, dat de tactiek zich dus aan de bewapening moet aanpassen is een stelling die schr. nog eens bewijst door na te gaan onder welke verschillende omstandigheden bv. de Fransche en de Zwitsersche inf. vecht, wat betreft de steun die haar door de art. kan worden gegeven. De Zw. Inf., niet voorzien van begeleidende art., mijnenwerpers en met slechts zwakke div. art. en daarnaast de Fr. inf. met al deze hulpmiddelen en boven dien gesteund door drie afd. van 75 m m., twee afd. van 155 C., terwijl ze normaal nog kan rekenen op twee zware afd. der legerkorpsart. en, waar het terrein er geschikt voor is, samenwerking met vechtwagens. In de conclusies lezen we 1. Het heeft geen nut zich te beklagen over de zwakte van onze beschikbare middelen. Men heeft zulks slechts te aanvaarden en ons optreden daarnaar te regelen. 2. Wat speciaal de art. betreft, verbeteringen aan het materieel aangebracht hebben het aantal mogelijkheden sedert enkele jaren zeer uitgebreid, dank zij de wetenschap en de toewijding van de daarmede belaste officieren. Maar voor numerieke minderheid bestaat geen geneesmiddel. 3. Bij het vaststellen van het hervormingsprogramma zal de art. de inf. in beschouwing moeten nemen, of, indien men de zaak meer algemeen wil siellen en tegelijkertijd meer nauwkeurig: zij dient haar programma vast te stellen in overeenstemming met de aigemeene behoeften tn nooden van onze tactische organisatie. 4. De organisatie van de bevelvoering moet met dezelfde behoeften rekening houden. Bulletin beige des sciences militaires. No. 1. Juli 1929. „L'observation d'infanterie", kapitein Wanty. „Zonder waarnemers, zonder ordonnansen is de infanterie bijziend, stom en doof. Dit zijn groote gebreken voor een wapen dat beweeglijk moet zijn en moet vechten temidden van alle gevaren. Het ligt niet in onze bedoeling een lang betoog te ontwikkelen met theoretische beschouwingen. Concrete voorbeelden geven gelegenheid tot een korte studie van een mogelijk systeem voor de waarneming en daaruit eenige aigemeene beginselen af te leiden". Als voorbeeld behandelt schr. een voor postenbataljon op een uitgebreid front (6 km.). Het artikel wordt vervolgd in het Augustusnummer met een voorbeeld van een regiment in den aanval. La Revue d'Infanterie. No. 442. Juli 1929 „Quelques observations sur les combats de nuit", generaal Etienne. Een aantal voorbeelden van nachtelijke operaties, bijeengebracht na een ministrieel schrijven aan alle korpsen om de opgedane ondervindingen op dit gebied niet verloren te laten gaan. Uit het zeer groot aantal binnengekomen rapporten heeft schr. slechts de meest ty- peerende gekozen om te publiceeren, aangezien daaruit het meeste te leeren valt. Reeds in de eersle voorbeelden zien we hoe gezondigd werd tegen den eisch van nauwkeurige voorbereiding, zonder welke een nachtelijke onderne ming nooit mag worden ondernomen. Het artikel gee t zeer interessante lectuur: het wordt dringend ter bestudeering aanbevolen. Militaire Spectator. No. 9. September 1929. „Nogeens: het voorwaarts gaan der infanterie op het gevechtsveld", majoor der Infanterie F. E. ]ochim van Nootdorp. Schr. heeft een afwijkende meening wat betreft de waardeering van de beteekenis van den art. steun voor den aanvaller in vergelijking met hetgeen majoor Beets daarover schreef (zie I.M.T. blz. 948). „Wij kunnen bij onze oefeningen niet genoeg den nadruk erop leggen, dat bij den aanval op de hws. des tegenstanders slechts ons machtig zusterwapen, door innige samen werking, ons den weg kan banen". „Kan op het aangevallen front deze ar- tilleriesteun (1 afd. per 500 m. minstens) niet beschikbaar worden gesteld, dan is de aanval tot mislukking gedoemd, hij zal doodbloeden in 's vijands af- sluitings- en stormvuren". Een naschrift van maj. Beets geeft nog enige verduidelijking van zijn eerste artikel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 115