brigade is gemechaniseerd met 6-wieI tractors. Het Royal Tank Corps is ver
egenwoord,gd met 8 tank-compagnieën, de R.A.F. met 8 squadrons Ookde
ndische eenheden ondergingen groote veranderingen en daaronder de cava-
aptfrnnü t +6o^e gri]^,St5' De 39 reg'menten van 4 escadrons werden terug
gebracht tot 21 „non-siladar" regimenten van 3 escadrons. (Het oude silladar-
systeem werd wegens de groote daaraan verbonden nadeelen, verlaten Voor
het overige verwijzen we naar het artikel (Zie ook I.M.T. blz. 504)
La Revue d'Infanterie No. 442. Juli 1929. Fantassins d cheval" com-
mandatu Corbe. Een artikel waarin de noodzakelijkheid wordt bepleit het
aantal beredenen per regiment inf. uit te breiden, vnl. ten behoeve van den
verbindingsdienst, de beveiliging en de verkenning. Per regiment wil hij een
bereden compagnie van 4 secties, waarvan de kern in vredestijd moet bestaan
van 90 f. 6" den staf van het regt. wordt dan beschikt over 1 sectie
van 20 a 25 man voor bovengenoemde diensten.
MdI. Wochenblatt. No. 9 September 1929. „Bemerkungen zu: Neuzeitliche
Infant et legliederung De schrijver van dit artikel komt op teo-en het idéé
van de toebedeehng van 1 afd. veldart. aan ieder inf. regt., als voorgestaan
in een artikel in No. 4 (zie I.M.T. blz. 1055). Zulks acht hij geheel over-
i 'f -h" °ndoel,Patl&- jjDat de inf. onvoorwaardelijk zulke afdeelingen als
begeleidende artillerie noodig heeft, kan op grond van oorlogservaring en
moderne inzichten nauwelijks bestreden worden. Gezien echter de menigte
vnPt h zware 'nf.' .waPens, is een goed uitgeruste afdeeling van 3 batterifen
voldoende per divisie. Meer zou nadeelig zijn". 1
Algemeen.
The Army Quarterly. Juli-nummer 1929. In dit nummer troffen we aan
„Military prize essay 1929" waarvoor de prijsvraag was: „Terwijl de 19de
in oT! overgang zag van de staande legers naar de gewapende volken en
in die eeuw tevens een groote toename plaats had van de militaire kracht is
kenmerkende van de 20ste eeuw de vervanging van menschen door mac'hi
nes en het uitbreiden der strijdkracht door de toepassing van uitvindingen op
aehi h w n'.euwf mach|nes en van de ontdekkingen op wetenschappelijk
ebied. Welke zijn de waarschijnlijke gevolgen van deze kenmerken op de
organisatie der legers en hunne operaties in oorlogstijd?" P
In de conclusies, vermeld in het slot van het antwoord dat matoor B C
Denning op deze vraag gaf, lezen we: „Het eerste gevolg van de invofring
"leuwe ,waPens. e" machines in de 20ste eeuw was de toename van d?
tenïsen "van IQuTs HetT' h" VOllf gedemonstreerd door de gebeur-
1914-18. Het tweede gevolg is geweest de ontwikkeling van de
kunnen h V &1S 'UCht' die de kracht der Verdedigincr
k" "ea b.reke"- Vo°r. zoover het de landstrijdkrachten betreft zal het re°-
-ultaat zijn de ontwikkeling van beweeglijke, geheel gemotoriseerde en
gemechaniseerde formaties, van zóó'n omvangt als een land zich maar
enigszins kan veroorloven, als de toekomstige offensieve kracht behalve
oneStieQ nl" fo™ades voor defensieve en politioneele doeleinden. De
i j s zullen zoodanig worden beinvloed dat er, waar het terrein het
oelaat en een leger over voldoende gemechaniseerde krachten en lucht
strijdkrachten beschikt, periodes van snelle, beweeglijke actie zullen ziin
tusschen periodes vad evenwicht in de oorlogvoering"
vznmaiool^C) n0R ee" artikel': „The Channel tannel"
J°or O.L. Mathias. Schr. herinnert aan wat er in 1906-07 en daarna
eeds over den Kanaal-tunnel is te doen geweest. „De argumenten vóór
een tunnel kunnen als volgt worden samengevat:
geologische laag, zich uitstrekkende over den bodem van het
Kanaal is buitengewoon geschikt voor een tunnel-aanleg-
komehjk^gïachtT m°eil'jkheden andere °Pzichten worden niet als onover-
3. de aanleg zal in langen tijd voorzien in werk voor een aroot aantal
menschen en al ,s dat niet geheel voor het feitelijke weV zet? dan
1168