V. Schlieffen en het wezen van de omvatting. Bij de bespreking van de opgave voor 1901, die, afgezien van de sterkteverhoudingen, van een opzet uitgaat, welke sterk aan 1914 herinnert, behoudens in de meer westelijke concentratie der Duitschers (de opgave zelf wordt hier niet nader besproken) vindt Schlieffen de gelegenheid om zijn denkbeelden omtrent de omvatting scherp te omlijnen. „Wanneer men te zwak is om het geheel aan te grijpen, dan moet men een deel aangrijpen. Vele variaties zijn hierbij mogelijk. Een deel van het vijandelijke leger is echter ook zijn vleugel. Dus grijpe men een vleugel aan. Dat is zeer moeilijk tegenover een compagnie, een bataljon, een detachement, dat wordt echter gemakkelijker hoe sterker de tegenstander is, hoe langer hij zijn front uitrekt, hoe meer tijd het hem zal kosten den bedreigden vleugel door troepen van den anderen vleugel te doen ondersteunen. Hoe moet die vijandelijke vleugel worden aangegrepen? Niet met één of met twee korpsen, maar met één of meerdere legers, en de marsch van dit leger of van deze legers moet niet op den vleugel, doch op de terugtochtslijn worden gericht, in navol ging van dat, wat ons bij Ulm, in den Winterveldtocht van 1807 en bij Sedan ten voorbeeld werd gesteld. Dat voert rechtstreeks tot het omverwerpen van de vijandelijke terugtochtslijn en daar door tot wanorde en verwarring, en dat biedt de gelegenheid tot den slag met verkeerd front, tot den vernietigingsslag, tot den slag met een hindernis in den rug van den vijand". Slot-opdracht Generale Staf 1907. (schets III). Hoe stond nu Moltke de Jongere (in 1906 opgetreden als Chef van den Generalen Staf) tegenover de operatie op de binnenlijnen in O. Pruisen? Verschilde hij daarbij in de groote lijnen, in de grondgedachte van den opzet van v. Schlieffen? De opgave, in 1907 gesteld, geeft een duidelijk antwoord op deze vraag. Aangenomen is dat het Njemen-leger (3 a 4 korpsen) ten N. van de merenlinie zal oprukken, terwijl het Narew-leger (6 a 7 korpsen) met den rechtervleugel op Johannisburg voorwaarts gaat. Hiertegenover stellen de Duitschers (ongeacht vestingbezettingen en landweer) iy2 korps benevens 2 cav. divisies (dus een grootere sterkte dan in 1914). Deze opstelling is: 1 2/2 korps -j- 1 cav. div. tusschen Mauersee en Pregel: 2. 1 1 Soldau en Spirding See; 3. 3 korpsen achter ad 2 in de lijn Osterode-Allenstein-Bischofs- burg. 4. 1 korps op transport van Pr. Eylau naar D. Eylau. 1070

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 12