Het door Nederland gegeven voorbeeld schijnt me dan ook voor het Indische Leger niet navolgenswaard, te minder wanneer men in aanmerking neemt dat onze Indische terreinomstandighe den en het beschikbare menschenmateriaal zich in beginsel verzetten tegen vergrooting der gevechtsafstanden en verzwaring van materieel. Daarbij komt dan nog, dat de andere wijze, waarop men ge tracht heeft om uit de hiervoren geschetste impasse te geraken veel logischer is en zich beter aanpast aan onze specifiek In dische omstandigheden. Deze oplossing, die feitelijk de aanleiding is geweest tot het schrijven van dit artikel en waarbij dientengevolge hieronder meer uitvoerig zal worden stilgestaan, gaat in tegenstelling met de zoo juist beschreven oplossing uit van den gedachtengan<?, dat de beide automatische vuurwapens der Infanterie juist zoo dicht mogelijk bij elkaar moeten worden gebracht, liefst zóó dicht, dat beide wapens in elkander overgaan en op die wijze een éénheidswapen wordt verkregen. Indien de zware mitrailleurs bij de voortschrijding van den aanval op een gegeven oogenblik te zwaar en te onhandelbaar blijken om den aanval verder naar behooren met vuur te steunen, dan moet men aldus werd ge- redeneerd^ in de eerste plaats er naar streven om met behoud van de eigenschappen betreffende de vuuruitwerking, tot een zoodanig lichtere constructie te geraken, dat blijvende vuursteun wel verzekerd is. Een gedachtengang, die geheel aansluit bij de regels der logica en overigens niet nieuw is. We verwijzen hiervoor, om maar dicht bij huis te blijven naar hetgeen de tegenwoordige Chef van den Generalen Staf van het Ned.-Indische Leger destijds in het debat tijdens een vergadering van de Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap ter zake opmerkte Voordracht S. f. C. Olij. De infanteriebewape- ning 1924 1925, 3e aflevering). „Is het niet mogelijk aldus de toenmalige Kapitein van den Generalen Staf C. Koster de taak van de bij een bataljon (regiment) ingedeelde zware mitrailleurs te doen vervullen door lichte mitrailleurs op een passende affuit, waardoor de vuurtech- nische eigenschappen beter in overeenstemming komen met de tactische eischen (vuur tot 1500 M.) dan thans, nu de zware mi trailleurs wèl aan hooge technische eischen kunnen voldoen doch tactisch te kort schieten Welnu, deze vraag schijnt thans bevestigend te kunnen worden beantwoord. Ook de Kapitein G. J. Tielrooij roert in zijn eerder genoemd artikel deze aangelegenheid aan en noemt in dit verband terloops een nieuwe constructie van de Madsenfabriek, daaraan toevoe gende „als dit wapen vverkelijk deugdelijk is, zou het denkbeeld het overwegen waaard zijn'', doch laat verder dit gedeelte van het 1092

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 34