Dat beschouwde v. Schlieffen vermoedelijk als een schaduw zijde van het vak en als een factor van mindere beteekenis tegen over de grböte zaak, waarom het ging. Men heeft desondanks wel betoogd, dat v. Schlieffen onder invloed van den keizer het opmarschplan van Waldersee tot een offensief tegen Frankrijk omwerkte. Emil Ludwig overigens gèèn strateeg schrijft zelfs dat zoodoende „het plan van den keizer" als het ware den grond slag voor het wonder van de Marne heeft gelegd. Niemand beter dan v. Schlieffen zelf kan dergelijke oppervlak kige kritiek ontzenuwen. Inderdaad besluit hij reeds in 1892 om de gedachte aan een offensief in het Oosten, tegen Rusland, los te laten. v. Schlieffen ziet af van het offensief in het Oosten. In een Nota van December '92 motiveert hij dit als volgt (ont leend aan Foerster „Politisches Ziel und Operationsplari"). „De uitvoering van dit plan leek reeds bedenkelijk, toen de Russen een aanvang maakten met de versterking van de over gangen over de Narew, en vooral toen zij bij Lomschka verster kingen aanlegden. Al bezitten deze versterkingen ook geen groote weerstandskracht, zoo is toch voor hare vermeestering noodig het aantrekken van zware artillerie, een beschieting, een bestor ming en dus een tijdverlies, welke allen ten goede komen aan het samentrekken van de vijandelijke strijdkrachten op het be dreigde punt. Dat van deze strijdkrachten, op het oogenblik, dat wij tegen Lomschka oprukken, nog niet veel verwacht kan worden, is niet meer aan te nemen. Rusland heeft in jarenlangen arbeid zijn mobilisatie zóó doel matig ingericht, de dislocatie van zijn leger in tijd van vrede zóódanig aan de behoeften van den oorlog aangepast, zijn spoor wegen op een dusdanige wijze uitgebouwd en vermeerderd, dat het ondanks zijn groote uitgestrektheid en zijn geringe bevolkings dichtheid bij zijn in gunstiger omstandigheden verkeerende wes telijke buren ten opzichte van de oorlogsvoorbereiding weinig meer ten achter staat. Waar Rusland bovendien voorzichtig genoeg is om zijn op- marsch achter een bevestigde rivierlinie tot stand te brengen, óaar behoeft het minder als welke andere mogendheid een ver rassing of overrompeling te vreezen. Bovendien kent Rusland onze voornemens vrij nauwkeurig en heeft het eerst onlangs dienovereenkomstig zijn krachten ge groepeerd. Vroeger waren de Russen van plan met het grootste deel van hun leger Oostenrijk aan te vallen en onze inmenging in dezen strijd slechts met geringe krachten af te weren. 1061

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 3