5. SCHIETOPLEIDING EN NOG WAT. (I. M. T. 1S29 No. 9 en No. 10) door A. SIEREVELT. Kapitein der infanterie. Na bovengenoemde beschouwingen te hebben gelezen zij 't mij vergund hieraan ook nog iets te mogen toevoegen. Hoewel zelve nog nimmer bij een depot-bataljon gediend heb bende kan ik me zeer goed indenken dat bij een dergelijk bataljon de schietonderwijzers zich meer bemoeien met de leerlingen, dan de schietonderwijzers zulks doen bij een veldbataljon tijdens de aldaar plaats hebbende voortgezette schietopleiding. Maar waardoor komt dat? Waar zit de fout? In de eerste plaats doordat in de plaats van het toekennen van kleine schietpremiën is gekomen 't stelsel van A - B en C schutters met de daaraan verbonden verlofsbepalingen aan 't einde van elk schietjaar. leder compagniescommandant wil nu zijn compagnie zooveel mogelijk laten afschieten, zuiver uit billijkheidsoverwegingen. Hij wil niet hebben dat een deel zijner ondergeschikten niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn „schietverlof" te verdienen. Het tempo, waarin dus de oefeningen geschoten wordt, wordt hierdoor onwillekeurig versneld. Het belooningsstelsel is te veel gebaseerd op't aantal goed geschoten oefeningen, dan op elke goed geschoten oefening afzonderlijk. 't Zou dan ook veel meer aanbeveling verdienen een goed1 schutter na een goed maar kalm geschoten oefening te beloonen met één dag vrij van dienst, indien men uit zuinigheidsoverwe gingen niet terug wenscht te keeren tot het oude premiestelsel en daarbij weer in te stellen de na afloop van het schietjaar af te leggen scherpschuttersproef. Tegen dit laatste is echter weer aan te voeren, dat overigens goede schutters bij het afleggen van een proef door zenuwachtig heid het scherpschutterschap nu niet zullen bereiken en in het andere stelsel wel. Wat moeten we dan doen om het afjakkeren van de schiet oefeningen bij de veldbataljons tegen te gaan om terug te kunnen keeren tot een kalme niet gehaaste voortgezette schietopleiding? 1110

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 58