Daarvoor is maar één middel aan te geven en wel uitbreiding van het aantal schietbanen, in vrijwel ieder garnizoen. De schietbanen zijn tegenwoordig overbelast. Hoe is deze overbelasting ontstaan In de eerste plaats door de nu bestaande groote Javaansche compagnieën. Een Javaansche compagnie van 250 karabijnen is tegenwoordig geen uitzondering meer. In de tweede plaats doordat de karabijn- (geweer-) schutters tegenwoordig de banen moeten deelen met de K. M. schutters en de zw. mitrailleurs. De uitbreiding der schietbanen op Java (indien deze mocht hebben plaats gehad) heeft geen gelijken treed gehouden met de uitbreiding onzer automatische infanteriewapens. We komen nu tijd en ruimte te kort, vooral ook ruimte, want een K. M. brigadecommandant die graag een oefening op 300 Meter wil schieten zal b. v. die oefening moeten uitstellen omdat naast hem op een nevenbaan karabijnschutters bezig zijn met een oefening op een afstand van 125 of 175 Meter. En deze toestand zal verergeren zoodra we gaan beschikken over K M. schutters, die zijn overgegaan naar de B. klasse, voor welke klasse oefeningen op nog grooteren afstand zijn voor geschreven. Met het indeelen der schietbanen zal men in 1930 rekening moeten houden met categorieën schutters die op onderling zeer varieerende afstanden zullen moeten schieten n.l.de karabijn- schutters, de A. schutters der K. M. brigades en de B. schutters der K. M. brigades. Een commandant eener Javaansche compagnie, sterk 250 man, staat dan in 1930, als hij elke week maar de beschikking krijgt over 3 a 4 banen voor een niet op te lossen puzzle. Of hij zal één der bovengenoemde categorieën moeten op offeren aan de andere, dus die laatsten wel hun serie oefeningen laten afschieten, waardoor hij een onbillijkheid begaat in zijn compagnie dan wel hij laat alle categorieën evenveel schieten, dus niet afschieten, waardoor een massa ondergeschikten de kans loopt aan 't einde van 't schietjaar geen schietverlof te krijgen. Alsdan begaat hij een onbillijkheid tegenover zijn eigen com pagnie in haar geheel, als er andere, kleinere, compagnieën zijn bij het bataljon die wel hebben kunnen afschieten. Daarom uitbreiding van het aantal schietbanen is hoognoodig. Alsdan zullen we het „schietverlofsysteem" kunnen behouden en zullen we kunnen terugkeeren tot een kalme, niet gehaaste voort gezette schietopleiding bij de veldbataljons, waarbij de onderwij zers weer meer aandacht zullen kunnen en moeten besteden aan de schutters en hun wijze van schieten. 1111

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1929 | | pagina 59