binding met een der aangeslotenen (ciën). Wenscht de re
gimentscommandant met een der aangeslotenen (ciën) te
spreken, dan waarschuwt de telefonist bij toestel III mondeling
den telefonist bij toestel II, terwijl de laatste telefonisch den
bediener van den schakelaar verzoekt om de verbinding van
den gevraagde aangeslotene (compie) met toestel III tot stand
te brengen.
Volgens schema 3 hoort men in telefoon I alle aange
slotenen behalve den regimentscommandant en den batal
jonscommandant. Het toestel II staat doorloopend in ver
binding met toestel III (b ct) terwijl telefoon IV in dezen
toestand slechts verbinding heeft met den regimentscomman
dant (Toestel IV is van de regimentsverbindingsafdeeling).
Toestel 1 en II staan bij toepassing van schema 3 inde
onmiddellijke nabijheid van den schakelaar. Wil de batal
jonscommandant verbinding met een der aangeslotenen (com-
pieën) dan waarschuwt telefonist III den telefonist bij toestel
II telefonisch en deze laatste weer mondeling den bediener
van den schakelaar.
Het schema 3 geeft met toestel II het voordeel boven
schema 2 dat de telefonist van het toestel van den bataljons-
comdt. niet steeds de aanvragen der aangeslotenen aan de
centrale telefoon I hoort.
b. Heeft het bataljon een zelfstandige opdracht, waarbij tele
foonverbinding met het regiment niet behoeft te worden of
niet kan worden onderhouden, dan vervalt
in schema 1 telefoon III.
2 III.
3 IV.
Overigens blijven de verbindingen als in de schema's
1, 2 en 3 geschetst.
c. Bij oefeningen onder leiding van den bataljonscommandant,
of waarbij deze als onderwijzer optreedt, heeft het bataljon
de beschikking over 8 toestellen, waarmede verbindingen
kunnen worden gemaakt als in de schema's 4 en 5 aan
gegeven.
Toelichting op schema 4.
In plaats van het toestel P (gestippeld) te bestemmen
voor een op te richten telefoonpost, kan het als toestel K.
geplaatst in de onmiddellijke nabijheid van den centraal-
schakelaar, verbonden worden aan een der stekkerbussen
D zoodat aldus de b. ct. zooals uit het hierna volgende
nader zal blijken, gelegenheid heeft om in de 2 toestellen
n. 1. II en K de aangeslotenen afzonderlijk te hooren of te
1139