98
pantserregimenten van elk 40 zware wagensdaaraan toegevoegd1 bataljon
infanterie (400 man met zelflaadgeweren of gewone geweren 8 zware mi
trailleurs) geladen op 6-radige wagens (gepantserd regen SmK—munitie).
Verder toegevoegd de noodige infanterie voor bezetting en wachttroepen van
de opvoerlijnen2 lichte tank-bataljons 160 2-manstanks). Ek zwaar regi
ment: 1 batterij (6 stukkem 4,7 cm.; 1 batterij mijnenwerpers (of 1 sectie 9,3
of 11,4 cm. houwitser); 1 batterij (4 stukken gepantserde 3,7 of 4 cm. lucht
afweer. Alle artillerie opgeladen (of getrokken) op tof door) 6 radige wagens;
1 pioniercompagnie; munitie- en verplegingstreinen. Ingedeeld 1 of meerdere
vliegtuigafdeelingen.
Mil. Wochenblatt. No. 12. September 1929. Der neue Christie tank",
Majoor Dr. Heigl. In aansluiting met het boven reeds vermelde omtrent
dezen nieuwen vechtwagen, vermelden we dit artikel, waarin de schr. nog
eenige gegevens opsomt betreffende den nieuwen tank, welke als ideaal instru
ment voor de cavalerie gedacht is, volgens hetgeen ervan bekend is geworden-
een amphibie-tank is met een motor van 400 pkeen gewicht van 8 ton
en een maximum snelheid op den weg van 110 km. per uur.
Techniek.
De militaire Spectator. No 10. October 1929. „De ontwikkeling van
de 6-wieler als terreintrekker", luitenant P. H. van der Trappen. Uit de
„conclusies te trekken uit de in Engeland gehouden proefnemingen" halen
we het volgende aan
„a. Trekkracht-systeem, gegrond op het gebruik van 6wieiers is thans
een vereischte
b. van regeeringswege moet bevorderd worden, dat een groot aantal voor
militaire doeleinden geschikte 6-wieiers in ons land beschikbaar komt; c. in
het vredesbedrijf geleidelijk aan. 6 wieiers opnemen, ten einde bij de ver
schillende legeronderdeelen hiermede ervaring op te doen; d. de Morris-6-
wieler wordt in Engeland beschouwd als een representant van de klasse
„lichte 6-wielers (lt°n nuttige last door het terreinen 1,5 - 2 ton over verharde
wegen",).
Heerestechnik. No. 9. September 1929. „Zur Frage der Leistungssteige-
rung der Infanteriewaffen", ti. Gerlich.
Aansluitend aan het eveneens in dit tijdschrift verschenen artikel„Der
Einflusz der technischen Entwicklung des Gewehrs auf die Taktik der Infan
terie" (zie I.M. T. blz. 950) worden thans in „I. Leistungssteigerung der
Infanteriewaffen, Qeschoszgeschwindigkeit und Taktik" eenige technische uiteen
zettingen gegeven over den in den laatsten tijd niet geheel zonder succes
doorgevoerden arbeid en de gedane onderzoekingen, in de eerste plaats op
het gebied van de projectiel-snelheden. „Resumeerende zou ik willen zeggen,
dat mijn streven zich richt naar dit doel: door verkorte loop of geschutlengte,
door verkleining van het kaliber, door een speciaal daarvoor geëigende en
daartoe vervaardigde munitie, enz. bij gelijktijdige belangrijke stijging van de
projectiel-snelheid, het projectiel een grootere ballistische waarde te geven,
te komen tot vermindering van het gewicht en daardoor tot grootere beweeg
lijkheid der wapens op het gevechtsveld.
Dit geldt in het bijzonder voor een belangrijke verhooging van het ver
mogen van het infanterie-geweer, zoodat tegen de geschetste weerstandbie-
dende doelen uitwerking wordt verkregen, en bovendien verhooging van het
vermogen van den hetzelfde projectiel verschietenden mitraileur".
In „II. Explosifgeschosze kleiner und kleimster Kaliber" neemt A. Focke
de constructie van het projectiel met springlading in beschouwing voor geweer
en mitrailleur en wel ter bestrijding van tanks, pantserauto's en vliegtuigen.
Besproken worden: het Russische inf. proj. (door de D. bij de verovering
van Kowno in Aug. '15 gevonden) dat niet voldeed; het proj. van het 2 cm.
Bi_cker-kanon (D) en het Fr. proj. Matter, dat blijkens de opgenomen foto's
in vergelijking met de grootte, een enorme uitwerking heeft. „Het vraagstuk
van het inf. gevecht is voor het grootste deel een vraagstuk van de munitie-