mingen welke in later jaren geleid hebben tot de oplichting van de officiersvereeniging met haar eigen orgaan. De voorspellingen van den schrijver in de Soerabaja Courant, zijn niet bewaarheid. Het 1. M. T. is niet ten onder gegaan. Inte gendeel heeft de tijd geleerd dat er naast het I. M. T. zelfs nog plaats was voor een tweede orgaan en hiermede komen we als vanzelf op den strijd misschien een wel wat „dik" woord in dit verband waarvan we de symptonen zien in den jaargang 1916. We doelen hier op de artikelen „Alea jacta est „Trop de bruit pour une omelette". „Is er een teerling geworpen," de knuppel in 'Hoenderhok". Het ging hier, vooral ook, over een zinsnede, voorkomende in het door het bestuur der N. I. O. V. verstrekte perscommuniqué betref fende eerste Algemeene vergadering van de N. 1. O. V., luidende. „Deze afdeeling (Weltevreden) stelde voor alsnog te trachten om te komen tot een fusie (van het orgaan der vereeniging en het I. M. T.) en als dit niet ging dan eenvoudig den strijd maar aan te binden". Het leek er dus op dat een nieuw gevaar het I. M. bedreigde n. 1. concurrentie. Inderdaad zijn er nadien het Octobernummer 1916 maakt er melding van pogingen gedaan om tot een zekere fusie te geraken of juister om tot een oplossing te komen, waardoor concuirentie zou worden vermeden. De toenmalige redactie van het I. M. T., de heeren C. Pabst en G. A. Scheffer boden aan om in het I. M. T. steeds een zekere ruimte ter beschikking te stellen van het bestuur der N. I. O. V. voor bekendmakingen e. d. vanwege dit bestuur. Die uitbreiding zou daarin bestaan dat de N. I. O. V. in elk nummer van het I. M. T. de volle beschikking zou krijgen over twee vel druks (d. i. 32 bladzijden) zonder dat de Redactie van het I. M. T. eenige medezeggenschap zou hebben over hetgeen het bestuur der N. I. O. V. daarin zou doen opnemen. Omgekeerd wenschte de Redactie geenerlei inmenging van wie ook, dus ook niet van het bestuur der N. I. O. V. in de samenstelling van het overige deel van elk nummer van het I. M. T. Het geopende overleg heeft niet tot resultaten geleid en misschien is dit achteraf beschouwd wel een gelukkig feit. Zeker is het althans dat nadien de moeilijkheden voor goed van de baan waren en dat de samenwerking of althans de verhouding tusschen de redacties van I. M. T. en orgaan van het N. I. O. V. een hartelijk karakter hebben gedragen, ook dan als aan het hoofd der I. M. T. redactie iemand gesteld was, die zich schaarde onder de tegenstanders van de officiersvereeniging. Min of meer stilzwijgend is zoo ongeveer een toestand ontstaan, welke, blijkens de in den jaargang 1916 ter zake ingezonden stuk ken, ook door het hoofdbestuur van de N. I. O. V. voorloopig in het oog gevat was, n. I. om inzenders van artikelen van zuiver 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 12