Hierin ligt dan tevens voor dien lezerskring een zekere moreele verplichting opgesloten om het tijdschrift steeds naar vermogen te steunen. Tegenover deze moreele verplichting staat dan voor den schrijver de groote voldoening, welke gepaard gaat met het verrichten van opbouwend werk in het belang van het leger. Dit kan worden bereikt door het geven van een zoodanige belichting van belangrijke militaire vraagstukken, dat daardoor de kennis der lezers wordt bevorderd en hun studiezin aangewakkerd, dan wel door de aan dacht te vestigen op nooden en behoeften van het leger en het aan geven van de middelen, waardoor in dit opzicht verbetering kan worden verkregen. Zonder ook maar eenigermate te kort te doen aan de waarde der verschillende bijdragen, welke in mijn redactioneele periode werden gepubliceerd, zou ik als voorbeeld voor het opbouwend werk, dat met het schrijven van een artikel kan worden verricht, in herinnering willen brengen de in het Septembernummer 1927 verschenen bijdrage over „Recruteering, opleiding en organisatie" door E. G. Döbken. Dit artikel, dat getuigde van uitgebreide studie en groote belang stelling voor den troep, vestigde o. m. op overtuigende wijze de aandacht op een haast chronisch geworden kwaal, waaronder de infanterie van ons leger leed, nl. de door tallooze mutaties voor een goede opleiding en oefening zoo fnuikende onrust in de veldbatal- jons. Het had de verdienste laatstgenoemd euvel principieel en diepgaand in beschouwing te nemen en ter zake denkbeelden te opperen, die de overweging ten volle waard waren. Het artikel liet niet na zeer de aandacht te trekken en werd dan ook al spoedig gevolgd door een gedegen studie van de Heeren H. en P. A. Cox, waarin de denkbeelden van den promotor als uitgangspunt werden genomen voor de behandeling van het vraag stuk der beperking van de mutaties bij de infanterie. Hiermede was voor de lezers van het I. M. T. de behandeling van dit onderwerp afgeloopen. Niet echter voor de Indische Krijgskan.- dige Vereeniging, die de genoemde schrijvers met elkaar en met enkele deskundigen van het D. v. O. in contact bracht en daar mede de gelegenheid schiep tot een vruchtdragende bespreking in klein comité. Het vraagstuk deed hiermede zijn intrede in het D. v. O., doorliep aldaar den gebruikelijken weg en verliet het weer na niet te langen tijd, belichaamd in de ons Infanteristen welbekende Infanterie-order No. 2, regelende de beperking der mutaties en de verdeeling van den diensttijd op Java en in de buitengewesten. Of, en in hoeverre, door dezen maatregel, die overigens eerst op langen termijn volledig effect zal kunnen sorteeren, reeds thans beduidende verbetering is ingetreden, zal ieder troepenofficier voor zich zelf het best kunnen beoordeelen. 13

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 15