„het grootste gedeelte van ons tijdschrift tot meer geleidelijke, ge makkelijke lectuur hebben bestemd". „Door medewerking van hooger hand zouden wij méér nuttigs „en wetenswaardigs kunnen mededeelen; wel zegt men steeds in „Indië dat alles een geheim is, doch wanneer wij in Nederland bijv. „het geheele archief van koloniën geopend zien voor den zoo kun- „digen Van Rees, komt als van zelve de vraag bij ons op: Waarom „hier in Indië het licht steeds onder koornmaat schijnen moet". „Met deze beschouwingen in hope van medewerking in ernst en „luim, in hope van toegeefelijkheid voor ons zoo moeielijk werk, „waarvoor we nog weinig meer dan teleurstelling ondervonden, „bieden wij u dit tijdschrift aan, dat volgens onzen wensch, onze „begeerte, een alom geacht en gelezen werk moet worden, waartoe „wij onze beste krachten voortdurend zullen inspannen". Soerabaia, 7 Januari 1864. De Redactie. Het gehalte der in den jaargang 1864 voorkomende artikelen heeft werkelijk een min of meer wetenschappelijk karakter, doch naast artikelen getiteld „Iets betreffende de kogelbaan bij het getrokken geschut," „Iets over het witte kruid" komen daarin kri tieken en soms zeer scherpe voor op bestaande bepalingen en voorschriften, die blijkbaar niet in den smaak vielen, zooals „Con duitelijsten" „de Kerk". „Iets over de inhoudingen der Officieren", „Gesprek tusschen een sergeant en een ziekenvader", „De soldij der onder-officieren bij de Infanterie" enz. Een serie artikelen „Du choc des opinions jaillit la verité" scheen eveneens voor de luim te moeten zorgen. In een „Correspondentie" bekent de redactie volmondig, dat „het resultaat hunner zoo moeilijke pogingen „nog veel onvolkomens heeft". Verder vonden we in dien jaargang eene beschouwing over het huwelijk. Schrijver acht het huwelijk voor officieren blijkbaar uit den booze, waar hij zegt „Zoodra „zedelijkheid het hoofd-vereischte wordt voor het leger; zcodra „strijdbaarheid, opgeruimdheid in armoede, lust in gevaren en ver achting van den dood als van minder nut wordt aangenomen „dan geven we ons gewonnen. Dan zullen wij het huwelijk ook aan prijzen. Een jong officier maakt de opmerking naar aanleiding „van de z.g.n. Beeren-circulaire „Wat zullen wij nu een kranig „leger hebben, als wij allemaal Hoofd-officieren krijgen, die nooit „beeren gemaakt hebben". Maar basta, te uitvoerig zouden we worden, als we meerdere citaten uit de verschillende artikelen aan zouden halen. Eene lezing dier artikelen kunnen we aanbevelen voor degenen, die belangstellen in de mentaliteit, die toen ter tijd heerschte onder het officierscorps. 18

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 20