1867 een proefnummer verschenen, waarin medegedeeld werd, dat
de uitgevers zich van de medewerking hebben verzekerd van
twee in Nederland gevestigde en in Indië gunstig bekende schrijvers
over militaire aangelegenheden. Draagt dit „Proefnummer" nog niet
de kenmerken van een tijdschrift, zooals de redactie zich dat gaarne
zag, „Het kan verkeeren" (het motto van het tijdschrift) en het
zal verkeeren, zoo zegt de uitgever in „Ons eerste woord", voor
komende in dat proefnummer.
Hoofdzakelijk vinden we in het nieuwe periodiek artikelen van
een zelfde gehalte als in zijn voorganger voorkwamen, a.d.z. Vrij
heid van gedachten-uiten, zonder schroom, Promotie, Tractements-
verhooging, doch daarnaast ook artikelen als, De vuurwapenen van
den tegenwoordigen tijd, Regeling van het militair onderwijs bij
de wet, en dergelijke onderwerpen.
Na 1 y2 jaar was de uitgever verplicht, door werken met verlies,
de uitgave te staken. Ook thans weer klaagt de redactie over het
niet voldoen der abonnementsgelden. (F1 12.per jaar).
Belangstelling in haar tijdschrift kon de redactie zich niet ont
veinzen, hoewel het aantal betalende abonné's als niet voldoende
werd beschouwd.
De aanmoediging om toe te treden als abonné in den aanvang
van het 2e levensjaar had dus blijkbaar niet veel effect gehad. In
dat Januari-nummer komt een programma voor, dat de redactie
zich voorstelt af te werken in de naaste toekomst. Onder aanhaling
van de woorden van Paul Courier „Frapper, frapper juste, frapper
souvent" geeft de redactie een verlanglijst van 23 punten, die tot
verbetering van de toenmalige leger-toestanden werd noodzakelijk
geacht, waaronder o. m.: Vaststelling bij de wet der positie van de
officieren; Vrijheid van gedachten van officieren; Verbetering dei-
positie van de onderofficieren, zoodat een fatsoenlijk man dit worden
en blijven kan, ook dan, wanneer hij geene vooruitzichten heeft om
officier te kunnen worden. Intrekking van eene zeer slecht werken
de geheime circulaire van 5 September 1865, waarin geregeld werd
hoe een bataillons-kommandant zich te gedragen had, wanneer
hij niet wist te beoordeelen of een onder hem dienend kapitein
bevordering verdiende. De beslissing hing dan af van een door dien
kapitein, in tegenwoordigheid van dien chef te houden rapport. Een
oud-kapitein zoo heet het verder, die eerst nog moet leeren rapport
te houden om voor bevordering in aanmerking te komen, is deze
niet waard.
Een eigenaardige kijk op het toenmalige Indische leger geeft ook
No. 7 van 15 April 1869, waarin de voorwaarden voorkomen, die
Luitenant-Generaal Kroesen aan de Regeering stelde, bij aanvaar
ding van het Leger-commando, als opvolger van den Luitenant-
Generaal Andresen.
Deze voorwaarden waren:
20