Ie. Betere voeding voor de troepen. 2e. Doelmatiger kleeding en gezonder logies. 3e. Verzekering der positie van den officier bij de wet. 4e. Minder rechtstreeksche inmenging van gezag van den Gou verneur-Generaal in zaken het leger betreffende. Een heftige critiek vinden we in dat nummer op de 4e gestelde voorwaarde. Maar genoeg, de belangstellende leze ook deze artikelen in hun geheel. Mars" was dan 1 Juli 1869 ten grave gedaald, maar slechts noöde had de redactie net bijltje er bij neergelegd, want zoo zegt ze verder in een artikel ,,Ons afscheid" ,,We willen trachten onzen „aangevangen arbeid te voltooien. Wij zeggen thans. Vaaiwel! „tot weerziens!" 1 Januari 1870 verschijnt het le nummer van het „Militair tijdschrift" en gaan we den inhoud van den len jaargang na, dan zien we, dat de in het tijdschrift voorkomende artikelen een geheel andere materie verwerken, dan die welke in de voorgangers van het periodiek worden behandeld. Ook de toon, die uit die artikelen spreekt is niet te vergelijken. Het blijkt ook uit de voorrede der redactie in het le nummer, waarin ze hare plannen in het kort uiteen zet. Het beginsel, dat ze wenscht te huldigen is, „nimmer nog niet „tot de geschiedenis behoorende personen te beoordeelen en hun, „onverschillig wie, nooit een woord van lof of blaam toe te voegen. „Waar geprezen of gelaakt moet worden, geschiedde zulks ook in „het openbaar, voor het geheele publiek, in de dagbladen, maar niet „in een militair tijdschrift; dit zou ten eenemale strijden met de „positie, welke zoowel het meerendeel der lezers als de redactie, „in de maatschappij innemen. Maar in geene deele achten wij het „strijdig met onze positie, ons gevoelen over zaken te zeggen, of „de aandacht te vestigen op bestaande gebreken of wenschelijke „verbeteringen mede te werken, ieder naar zijn vermogen, tot „verbetering, is voor allen plicht, en wij hopen in dit tijdschiift „te kunnen toonen, van dien plicht doordrongen te zijn". Verder wordt er een beroep tot samenwerking gedaan op de „kundige, ondervindingrijke officieren, die het Indische leger in zoo ruime mate telt". Eene vermelding van het aantal abonné's op het tijdschrift vinden we nergens vermeld, maar het kan niet anders of dit moet gestadig zijn toegenomen, waartoe de krachtige leiding van den redacteur E. B. Kielstra, die deze tot 1 Januari 1879 in handen had, aan merkelijk zal hebben bijgedragen. Op de stevige fundamenten door hem gelegd, kon gemakkelijk worden voortgebouwd. Bij de over gave zijner redactie aan den len Luitenant der Infanterie W. C. Nieawenhuizen, was het aantal abonné's 465. In de daarop volgende 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 23