tegenstanders zich in goed gezelschap bevinden van het Fransche
Infanterie-voorschrift.
Blijven wij echter in het nog betere gezelschap van onze eigen
voorschriften, dan kunnen wij aantoonen dat G. V. I. pt. 17 (1)
eischt, dat wij doordrongen moeten zijn van het feit, dat nimmer
het vuur tot een beslissing kan leiden, terwijl uit G. V. I. pt. 64
(2) ook al weer af te leiden valt, dat vuurkracht inderdaad een
element van lagere orde is. Verder kunnen wij voor deze stelling
bevestiging vinden in G. V. I. pt. 68 (1) (2), G. V. 1. pt. 75 (1)
en R. I. pt. 243 Andere opvattingen behooren m. i. bij de
opleiding van onze troepen opzij gezet te worden voor dit
„grondbeginsel, dat het optreden van de eigen troepen moet
beheerschen''.
De nadering.
Dat de groote verschillen in de stadia van Nadering en
Gevecht een scherpere scheiding eischen tusschen deze periodes
werd d. z. sterk aangevoeld. Het is mij bekend dat bij de opleiding
der a. s. Sectie-Commandanten (SM1 's) voor het leger, dit on
derscheid in bedoelde periodes op den voorgrond wordt gebracht.
In strijd met de voorschriften is dit in géén geval 1
In het betoog van C. Ct. treden voornamelijk die moeilijkheden
op den voorgrond, die ondervonden worden bij den overgang van
Nadering tot Gevecht en wel in verband met de groepeering der
sectie, die uitermate nauw verband houdt met de mate van vei
ligheid, die de sectie zich met eigen middelen moet verschaffen.
26
G.V.I. 68. (1) De cn. van de g. (k.)brigades (groepen) zullen hunne brigades
(groepen) zoo snel en zoo gedekt mogelijk en met zoo min
mogelijke verliezen, in de vijandelijke opstelling brengen, teneinde
aldaar de beslissing te bevechten.
(2) De cn. der g. (k.) brigades (groepen) moeten daartoe in de
eerste plaats de bewegingen van hunne brigades (groepen) goed
weten te leiden en daarbij gebruik maken van de resultaten van
het eigen artillerie-, mitrailleur- en karabijnmitrailleurvuur en van
het optreden van nevenafdeelingen.
G.V.I.75. (1) Wanneer de vijand voldoende is geschokt dan wel door
nevenafdeelingen wordt gestormd en de afstand zulks toelaat,
wordt tot den stormaanval overgegaanhet initiatief hiertoe zal
veelal door de commandanten der voorste afdeelingen van de
sectie worden genomen. Is de stormaanval eenmaal ingezet, dan
zal de s ct. ook alle onderdeden van de sectie daaraan doen
deelnemen. De k. m. schutters (waarbij de helpers) zullen echter
zoo lang mogelijk met vuur steunen en eerst daarna achter hun
ne groepen volgen om zoodra noodig wederom met vuur te
kunnen steunen.
R. I. 243. De taak van den k. m. schutter is bij den aanval om met zijn
vuur het voorwaarts gaan van de g. (k.) groepen te vergemak
kelijken of mogelijk te maken, deze te beschermen en te steunen
zoodat zij in 's vijands stelling kunnen binnen- en doordringen;
bij de verdediging om met zijn vuur 's vijands aanval op korten
afstand te doen ineenstorten.