Een min of meer doorgevoerde ontwikkeling van de sectie
zal volgens onze reglementen en voorschriften afhankelijk blijven
van
1° „de kans op verliezen door vijandelijk vuur" G. V. I. pt. 59 (3)
2° „het terrein" G. V. 1. pt. 42 (2)
3° „het feit dat de sectie spoedig in het gevecht zal komen"
G V. 1. pt. 61 (3)
C. Ct. schrijft, dat de mate van ontwikkeling geheel afhanke
lijk is van de steeds varieerende factor „Terrein
Onze voorschriften vermelden hetgeen onder 1°, 2° en 3° is
neergeschreven.
Het terrein zal zeer vaak kunnen bepalen of wij kans op
verliezen door vijandelijk vuur zullen hebben, zoodat 1° en 2°
eenigszins samen te vatten zijn
Onze verkenners en ook de te ontvangen berichten of bevelen
maken, of kunnen althans ook uitmaken of de sectie spoedig in
het gevecht zal komen zoodat het bepaalde in G.V.l. pt. 61 (3)**)
mij nog niet direct minder geslaagd toelijkt.
De meer of minder doorgevoerde ontwikkeling in verband met
1° en 2° behoeft m i. geen verdere gedachtenuitwisseling, de
mate van ontwikkeling zal in deze gevallen zekerlijk nooit aan
bepaalde afstanden tot den vijand gebonden zijn.
De wijze waarop de sectie gegroepeerd (ontwikkeld) moet
zijn als zij spoedig in het gevecht moet komen wordt door onze
reglementen en voorschriften m. i duidelijk aangegeven. Deze
groepeering zal ook tijdens de nadering zijn te handhaven, zooals
ik hoogerop reeds betoogde, teneinde bij een verrassend stooten
op den vijand tijdens de nadering zoo snel en zoo zeker mogelijk
in een gevechtsformatie omgezet te kunnen worden.
Doen wij dan vooreerst een greep uit de diverse gegevens,
die in onze reglementen en voorschriften terzake zijn vastgelegd
en die dus bij de opleiding van den troep onvoorwaardelijk toege
past moeten worden.
leG V.l.pt. De g. brigades vormen de stootkracht. De km. groe-
64(1) (2). pen dienen om aan de stootkracht vuursteun en vuur-
bescherming te verleenen.
28
G.V.l. 61. (3) Zal de sectie spoedig in het gevecht komen, dan wordt
door de onderdeelen der opgeloste sectie eveneens opgelost
of verspreid. De commandanten dier onderdeelen ontvangen
alsdan hun gevechtsopdracht, bevattende
a. het aanvalsdoel (te bevuren doel) voor elk der onder
deelen
b. het aanvalsdoel van de nevenafdeelingen
c. den steun, welken mitrailleurs, c q. artillerie zuilen ver
leenen en eventueel aanwijzingen omtrent samenwerking
daarmede.