uitsluitend voor speciale opdrachten (die in den aanvang nog niet bekend zullen zijn, en bij het gevecht misschien niet eens zullen voorkomen) samengesteld mogen worden. Het gevecht. De beschouwing van C.Ct. over het al dan niet direct vormen van gevechtsgroepen kan niet anders dan geheel in den geest van onze voorschriften passen, waarbij ik nogmaals den na druk zou willen leggen op het feit, dat de gevechtsgroepen slechts voor speciale ordrachten samengesteld worden. Het door C.Ct. opgebouwd aanvalsschema en de daaraan vast geknoopte beschouwingen vormen echter nog een punt van bespreking. C.Ct. wil 2 km. groepen, die elkaar onderling ondersteunende voorwaarts gaan en aldus de vuursteun en vuurbescherming voor de geheele sectie bewerkstelligen. Waarom nu juist 2 km. groepen? Wij hebben 3 km.'s bij de sectie, welke km.'s de vuurkracht vertegenwoordigen. Ik meen dat de 3 km.'s gerust allen ingezet kunnen worden. Men laat b.v. 2 km. groepen met geringe tusschenruimte voorwaarts gaan, bij welke groepen de sectie-commandant zich ophoudt. De sectie-commandant heeft dan een gunstig overzicht over het voorgelegen terrein, heeft de vuurleiding van deze groepen althans eenigszins in de hand en kan gemakkelijker het werk van de aanvals-spitsen gadeslaan en den vuurstrijd beïnvloeden. De 3e km. groep kan op de andere zijde van het sectie-front ageeren onder aanvoering van den km. brig, commandant, die later zelfs met een speciale opdracht door den sectie-comman dant als gevechtsgroep-commandant kan worden aangewezen. De geheele vuurkracht van de sectie zal alsdan kunnen mede werken om de stootkracht vuursteun en vuurbescherming te ver- leenen. (zie het op blz. 31 reeds aangehaalde Q. V. I. pt. 64(2) en (3)). Kort achter de km. groepen een deel der stootkracht, bijv. 2 g. groepen, die zullen trachten de zwakke punten in de vijande lijke opstelling te ontdekken en daarvoor zelfs krachtige aan vallen zullen moeten ondernemen (G. V. I. pt. 46(2)). C. Ct. noemt deze groepen aanvalsspitsen, een woord dat helaas niet in onze voorschriften gebruikt wordt. Deze groepen zullen, zoo als ik hoogerop onder punt g. reeds aanhaalde, beurtelings met de km. groepen vóór zijn. Achter dit 2e échelon komt het res- teerende gedeelte der sectie met dezelfde taak als door C. Ct. 32 G. V. I. 46. (2) Die lagere aanvoerders, die zich het verst naar voren bevinden, zullen trachten de zwakke punten in de vijandelijke opstelling te ontdekken en de krachtigste aanvallen hunner onder deden op die punten richten-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 34