is aangegeven, waarbij door mij dan op den voorgrond wordt gesteld, dat de sectie-commandant, die zich bij de bovenbedoel de km. groepen bevindt, dit 3e échelon kan aanwenden om ge vechtsgroepen te tormeeren, zooals reeds bij de „nadering'' door mij werd betoogd. In deze formatie is de geheele vuurkracht in actie en zal dus de vuursteun grooter zijn, terwijl manoeuvre middels gevechtsgroepen mogelijk blijft. Tegen de opmerking van C. Ct., dat het brigade-verband in de stootkrachteenheden kunstmatig en onlogisch zal zijn bij het gevecht, kan ik niet anders aanvoeren dan dat onze reglementen en voorschriften ons in zekeren zin wel degelijk de vrije hand laten om de groepen als stootkracht-eenheden aan te wenden. G. V I. pt. 71 zegt immers als regel zullen de cn. der g bri gades hunne afdeeling geen grootere diepte en breedte dan 50 M. doen innemen. Is het noodig dan mag de commandant zekerlijk een grootere breedte innemendat het verband in de brigade dan verloren gaat erkennen onze voorschriften óók, door zooals in G. V. 1. pt. 68 te spreken over brigades (groepen), terwijl in R 1. pt. 210{2) de samenwerking van g. brigades of groepen en km. groepen genoemd wordt. Ook R I. pt. 9(2) vermeldt dat de brigade-commandant zijn geheele brigade zoolang mogelijk per soonlijk zal blijven aanvoeren, terwijl splitsing van de brigade als mogelijkheid wordt aangenomen. Voorts maakt R. I. pt 223(3) de gr. cn. zelfstandig vuurleider, da. r de korte afstand tot den vijand zulks wel noodzakelijk zou kunnen doen zijn. Uit één en ander mag men toch wel aannemen dat de g. groepen als zelf standige, doch onderling verband houdende, stootkracht-éénheden beschouwd mogen worden, als de korte afstand tot den vijand en onze groepeering dit nu eenmaal eischen. Over de plaats van den sectie-commandant heb ik hierboven reeds gesproken Ik voor mij meen dat de sectie-commandant door zich op te houden in de nabijheid van 2 km. groepen, aan welke hij middels ordonnansen of door teekens eenige vuur leiding kan geven, zeker voldoet aan het gestelde in G. V.I. pt. 56(5) Heeft hij zich niet als commandant van een gevechts groep opgeworpen, doch heeft hij den km. brigade-commandant daarmede belast, dan nog bevindt hij zich bij een onderdeel van de sectie dat door het geven van vuursteun evengoed de „be langrijkste taak" te vervullen kan krijgen. Eén en ander is n.l. niet vooruit te bepalen. De stormaanval en het binnendringen in's vijands stelling. De behandelde stof in dit hoofdstuk van de studie van C. Ct. is m. i. gedeeltelijk in strijd met het, in de Inleiding, vermelde doel. Het gestelde doel was n. 1. het éénigermate beperken van 33 56. (5) Bij den stormaanval bevindt hij zich vóór het onderdeel van zijne sectie, dat de belangrijkste of moeilijkste taak heeft te vervullen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 35