5 DE TAAK VAN DEN SECTIECOMMANDANT OP HET GEVECHTSVELD. (I.M.T. 1929 No. 11). A. SIEREVELT. Kapitein der Infanterie. Doel van bovengenoemd stukje is geweest om bij één der re gimenten der 1ste Divisie, de zoo vaak aangehaalde maar ook vaak niet in 't oog gehouden „unité de doctrine", te bevorderen. Hierbij is van het standpunt uitgegaan dat we ons in de eerste plaats hebben te onthouden van critiek op de nu bestaande sectieorganisatie. (Zie blz 980 2e al.). Een zeer juist standpunt, want wat is in de eerste plaats noo- dig voor „unité de doctrine"? Stipte opvolging van 't geen in onze voorschriften is vastgelegd. Dit in de eerste plaats. Op wetenschappelijke bijeenkomsten mogen we onze voor schriften wel eens critisch in beschouwing nemen, en wellicht zal dit wel eens kunnen leiden tot wijzigingen, maar onzen troep hebben wij te leeren, wat in onze voorschriften staat en niet wat onze opvattingen zijn Maar mag ik „Compagniescommandant" er opmerkzaam op maken (of ik het al dan niet eens ben met de opvattingen van Compagniescommandant laat ik buiten beschouwing) dat ook hij, niettegenstaande goed begonnen, zich schuldig heeft gemaakt aan dezelfde fout? In één gedeelte wordt zeer terecht opgemerkt, dat het vormen van gevechtsgroepen uitzonderingsgevallen moeten zijn; waarvoor hebben we dan onze reorganisatie gekregen, wordt terecht opge merkt. En bovendien in het G.V.I. staat zulks duidelijk neergeschreven. En aan dit voorschrift hebben we voor de „unité de doctrine" ons in de eerste plaats te houden In een ander gedeelte gaat „Compagniescommandant'' overstag en doet iets overigens zeer menschelijks en levert nu ook critriek op de voorschriften, die hij juist wil laten opvolgen. „Compagniescommandant" wil n.l, het brigadeverband alleen behouden tegenover den I.V., en als een nuttige formatie voor de ■ontplooide sectie gedurende de eerste phase van de nadering. 37

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 39