vuursnelheid en daardoor het gebruik van z. g. deelbare ladingen i)
niet vereischt is, kunnen dus bij dit geschut zeer goed gescheiden
ladingen worden gebezigd, waarbij eerst het projectiel in den vuur
mond wordt gebracht en met behulp van een aanzetter aangezet en
daarna de kardoeshuls met lading.
Het „aanzetten" van het projectiel heeft het groote voordeel, dat
het projectiel vóór het afgaan van het schot steeds nagenoeg op
dezelfde wijze in den vuurmond komt te liggen, hetgeen bij gebruik
van patroonladingen of deelbare ladingen in verband met de nood
zakelijke toleranties in afstand tusschen projectiel-geleiband en
hulsbodem niet het geval is. Als gevolg hiervan zal bij gebruik
van gescheiden ladingen kegelvormige overgang tusschen kamer
en getrokken gedeelte steeds gelijkmatig worden belast, minder
onderhevig zijn aan den invloed van dynamische werkingen en daar
door meer gespaard worden. Bovendien zullen geen groote verschil
len optreden in den druk, welke vereischt wordt om het projectiel
in beweging te zetten (de z.g. Pression de démarrage), met als
gevolg een meer gelijkmatige Vo, hetgeen de spreiding van de pro
jectielen ten goede komt.
Tenslotte geldt als voordeel van de gescheiden ladingen, dat
daarbij zonder bezwaar de moderne slanke projectielen met afge
schuind achtereinde kunnen worden gebezigd, welke door hun bij
zondere ballistische eigenschappen zeer veel bijdragen tot het
resultaat van het kanon als schietwerktuig.
Op grond van het vorenstaande is het dus zeer verklaarbaar,
dat door de firma Bofors bij de houwitsers gescheiden ladingen wer
den toegepast. De daarbij aangeboden projectielen hadden een z. g.
paraboolvormigen kop en waren aan het achtereinde afgeschuind
volgens den gebruikelijken afschuiningshoek van 7°.
De granaten waren voorzien van een gevoelige schokbuis, welke
weinig in vorm verschilde van de in Indië bij de St. Gr. van 7,5 cM.
gebruikte en sedert geruimen tijd bij de Pyrotechnische Werk
plaatsen vervaardigde schokbuizen No. 6 M. 25. De maximumdracht
der granaten bedroeg eenige honderdtallen meters meer dan den
gestelden eisch van 10 K.M., hetgeen voor de Indische Artillerie,
waar niet over een verdragend veldkanon wordt beschikt, wel van
voordeel was. Scherfsnelheid, scherfverdeeling en uitwerking waren
niet ongunstig te noemen.
Op verlangen van de houwitsercommissie werden aan de granaten
de navolgende wijzigingen aangebracht:
de trotylladingen werden zoodanig gewijzigd, dat de in Indië
reeds bij de St. Gr. van 7,5 cM. in gebruik zijnde rookvormers
57
Hiervoor wordt verwezen naar het artikel: „Een en ander over het
Nieuwe Berggesehut" van den Kapitein der Artillerie J. Boot, in het I. M. T.
van 1926 No. 11 blz. 710 e. v.