Een vrachtauto werd naar Uskub gezonden om er gist te ha
len en tevens eenige kleine vivres aan te koopen zooals zout,
suiker en koffie, die ter plaatse niet te krijgen waren. De troep
verschafte de bakkers en molenaars en den 12den October kon
men met bakken beginnen Maar dat was niet van langen duur,
want denzelfden dag kreeg men bevel af te marcheeren naar
Psaca (30 km. van Makrès).
De vleeschvoorziening gaf minder moeite. In deze streek wer
den voldoende runderen en schapen aangetroffen, die levend aan
den troep verstrekt werden Daarbij werd een rund gerekend op
120 kg. vleesch en een schaap op 15 kg. Dit was een zeer lage
taxatie, zoodat de soldaat meestal i. p. v. het vastgestelde rantsoen
van 0,4 kg. 0,5 kg. vleesch per dag kreeg. Dit kwam goed uit,
daar de verstrekking van de overige levensmiddelen gebrekkig
bleef en op deze wijze eenige compensatie verkregen werd. Zoo
kon men b. v. den 13den October alleen maar vleesch verstrekken
en was het meerendeel der korpsen gedwongen hun noodrant
soenen aan te spreken.
De verplaatsing naar Psaca was met het oog op het bakken
een lastige geschiedenis, daar men feitelijk maar net begonnen
was. 14 October marcheerde het C. A. D. in twee gedeelten af,
het 1ste echelon met het gefabriceerde brood en een hoeveelheid
meel, zoodat in het nieuwe bivak onmiddellijk weer met bakken
zou kunnen worden begonnen, en het 2de echelon gevuld met
meel en een hoeveelheid graan. De bakkers moesten op de voer
tuigen plaats nemen, zoodat de marsch voor hen als rust diende
en ze daarna weer onmiddellijk aan het werk konden.
Te Psaca en omgeving werden een 20-tal ovens en 2 molens
aangetroffen. Vee was er weer genoeg en wat meer graan dan
in Makrès. De bevolking was deels zeer weerspannig, deels
bereidwillig in het afstaan van levensmiddelen. Bij de eersten
ging men tot dwangmaatregelen over, de laatste werden zooveel
mogelijk ontzien door hun b. v. toe te staan de helft van hun
graan voor zichzelf te houden. De verplegingsofficieren waren
den Intendant zooveel mogelijk behulpzaam bij het opsporen
van voorraden, maar degenen, die in het gebergte gelegerd
waren, konden nauwelijks de benoodigde fourage bijeenbrengen.
Dien dag kon te Psaca uit het C. A. D. 2 rantsoen brood,
rijst en vet en een vol rantsoen zout en vleesch verstrekt worden.
Het brood was van zeer slechte kwaliteit, hetgeen bij het gevolgde
maalproces moeilijk anders te verwachten was. Maar de soldaat
was al blij, dat hij tenminste weer iets kreeg, dat op brood leek.
Den volgenden dag marcheerde de Divisie naar Egri-Palenka.
Hier werden bijna geen levensmiddelen meer aangetroffen,
daar deze reeds waren verbruikt door de 17de Divisie Koloniale
Infanterie, die den marschweg van de 76ste Divisie gekruist
had. Het benoodigde moest dus worden aangevoerd uit Psaca.
81