93 om met de noodzakelijke sne'heid juiste beslissingen te nemen. Het is niet voldoende, door aan het hoofd van al die scheidsrechters een eminente chef te plaatsen als de generaal Vaulgrenant, om die dienst naar algemeene tevre denheid te doen functionneeren. Er zal in de komende jaren hoe langer hoe meer reden voor zijn, de organisatie van den scheidsrechterlijken dienst bij manoeuvres nog meer te centraliseeren". Tactiek. Bulletin beige des sciences militaires. No. 3. September 1929. ,,L' observation d'infanterie". Kapitein Wanty vervolgt zijn artikel (zie ook I.M.T. blz. 1161) met als voorbeeld den naderingsmarsch en het ontmoe tingsgevecht. In de conclusies geeft schr. nog eens aan dat de waarnemings organen een dubbele taak hebben, nl.de bewaking van het gevechtsveld een even belangrijke veiligheidsfactor als de verbindingen, en daarnaast dé taak van het inwinnen van inlichtingen, noodzakelijk om de bevelvoering op de hoogte te houden en in staat te stellen vlug en op afdoende wijze de gevechtskracht in te zetten. Daarbij acht hij het noodzakelijk dat de voor naamste onderdeelen i regiment, bataljon, compagnie) beschikken over „obser- vateurs specialises". De andere onderdeelen dienen slechts te beschikken over „observateurs" die alleen een deel der speciale opleiding hebben gevolgd. Mavors No. 10. October 1929. „Een tegenstootlste Luitenant M.R.H. Calmeyer. De huidige Nederl. voorschriften verstaan onder tegenstoot een onderneming zonder art. steun op last van den regts. comdt. of een lageren comdt. ter herovering van een door den vijand bezet terreindeelonder tegenaanval een onderneming op last van den div. comdt. of een hoogeren comdt., dus van verdere strekking en uitgevoerd door de reserves van de groote eenheden en voorbereid, gesteund en beschermd door alle daarvoor beschikbare art. Schr. wijst op het verschil met de D. opvatting in de laatste jaren van den stellingoorlog (beweeglijke verdediging), toen men onder tegenstoot begreep iedere beweging ingezet om verloren terrein te herwinnen alvorens de aanvaller zich daarin kon organiseeren. Als voorbeeld geeft schr' den tegenstoot uitgevoerd door het 229ste res. regt. inf. (op 31-7-'17) bestaande uit den staf, 3 bataljons a 4 comp., 1 afd. van 8 lichte mitr. en 1 cie. van 8 zw. mitr., stormde., inf. pionierde., verbindingscie., lichte mijnenwerper- afd. batterij begeleidende art. In hetze fde nummer vervolgt kapitein D. v. d. Waalt zijn artikelSchei dingslijnen(zie ook I.M. T. blz. 1162), waaruit we aanhalen: „De scheidings lijn moet over voldoende lengte worden aangegeven".„De scheidingslijn zal zelden een geheel rechte lijn kunnen zijn, ook niet al is die lijn gevormd door terreinvoorwerpen". „De scheidingslijn mag nimmer gevormd worden door een belangrijken weg, kanaal of acces". „Elke scheidingslijn wordt aange geven beginnende met een punt in of dichtbij de eigen opstelling en daarna verder in de richting van den vijand zoover als noodig is in verband met de overige bevelen en de taak van het onderdeel". „Het beloop moet z.v.m. wor den aangeduid door terreinvoorwerpen". „Moeten namen worden ver meld dan goed opletten of de naam niet meermalen in dezelfde om geving voorkomt en z.n. den bedoelden naam nader omschrijven (bv. met coördinaten)". Spectator. No. 10. October 1929. „De samenwerking tusschen ar- tillereie en infanterie", kapitein/hr. G.M.M. Alting von Otusau. Belangstelling is er voor de vraagstukken die zich bij de samenwerkng tusschen de beide wapens voordoen te over, maar de gelegenheid, om die samenwerking daad werkelijk en op een practische wijze te beoefenen, ontbreekt of wordt niet benut". Bij de tactische oefeningen op de kaart en in het terrein komt er van be spreking van de details, het moelijkste gedeelte, nooit veel te recht." Met de „oefeningen met troepenonderdeelen van beide wapens" is het nog veel treuriger gesteld". Ter verbetering wil schr. 1. gezamenlijke panoramaoefe ningen 2. oefeningen in de bevelvoering en 3, kadergevechtsoefeningen door beide wapens te zamen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 95