200 Eveneens in No. 13 van het M. W. „Die französische Armee seligen An- gedenkens", waarin B. het in 1929 te Parijs verschenen boek van Arthème bayard: „Feue l'armée frangaise" aan een bespreking onderwerpt. De auteur van genoemd werk beschouwt daarin het tegenwoordige betrekkelijk kleine leger met 1-jarigen diensttijd, waarvan na aftrek van verloven enz., slechts 10 maanden overblijven, maakt vergelijkingen met het groote (revanche-) leger van 1913 met 3-jarigen diensttijd". De schr. kenschetst als voornaamste op dracht voor het legerhet behoud van den vrede. Hij meent dat het aan wezig zijn ervan in vredestijd een agressieven vijand tot steeds nieuwe toe rustingsuitgaven zal dwingen, tot hij uitgeput raakt en het opgeeft. Deze eigenaardige kijk op den bewapeningswedstrijp is niet heelemaal onjuist. Zou men zulks echter in een volkenbondsvergadering uiten, dan mag men niet op veel instemming rekenen". In No. 14. van het M. W. wordt in: „Zweiteilung der Batter ie" de mee ning van kapitein Wagner bestreden als zou een indeeling van de batterij in 2 secties volmaakt overbodig zijn (zie I. M. T. 1929 blz. 865). „Het lijdt geen twijfel dat de batterij van 4 een grootere gevechtskracht heeft dan de batterij van 3 stukken; juist omdat de batterij een geheel vormt", juist omdat wij met batterijen en niet met stukken en secties vechten en schieten moeten, is de batterij van 4 het eenige jui'ste". „Zou echter de batterij van 4 behouden blijven en ze in 3 en 1 stuk(ken) ingedeeld worden, zooals de schr. beslist voorstelt, dan is dat vooreerst ongetwijfeld gekunsteld en zou door den troep als onnatuurlijk worden aangevoeld, terwijl het dan zou voeren tot een zekere afzonderlijke opstelling van het 4de stuk, wat principieel is af te keuren en daarheen zou leiden dat in belangrijke ge vechtsmomenten de inzet van de batterij met alle 4 stukken met kan plaats hebben. Voor het 4de stuk altijd een speciale opdracht te vinden is ook gekunsteld, is voor de vuurleiding moeilijker en leidt tot versnip pering". Mil. Wochenblatt. No. 16. October 1929. „Starke oder schwache Schiit- zenkompanien?" De schr. komt op tegen de theorieën verkondigd in Fuszfolkfragen" door Leppa (zie I. M. T. blz. 101), die de minimum sterkte der compagnie wenscht gesteld op 200 man. Schr. berekent de sterkte op: per sectie 2 lichte mitrailleurgroepen 2 onderoff. 16 man; 3 g weergroepen 3 onderoff. 24 man; 1 co. groep (ordonnansen enz.) 1 onderon. 8 man. Totaal per sectie 6 onderoff. 48 man. Per cie. 3 secties 1 co. groep (1 onderoff. comdt. 2 groepen, elk van 1 onderoff. man) of totaal: 3 sectie-commandanten, 21 onderofficieren 160 secties 1 co. groep (1 onderoff. comdt. 2 groepen, elk van 1 onderoff. 8 man) of totaal: 3 sectie-commandanten, 21 onderofficieren +160 man. De drie-indeeling is in den oorlog deugdelijk gebleken, waarom schr. het aantal secties per compagnie niet wil vermeerderen. Strategie. Mil. Wochenblatt. No. 11. September 1929. „Die Wiedergeburt der ent scheidenden Feldschlacht". Besproken wordt een boekje van den Zw. schrijver A. Wattrang over bovenstaand onderwerp waarin deze zegt„De weg, welken men tot dusver heeft bewandeld: door het opvoeren der vuur kracht die des vijands tracht te breken, heeft tot een intensieve ontwik keling der vuurwapens geleid, waaraan we onze huidige troostelooze dagen te danken hebben. Wil men daaruit komen, dan heeft men twee di'ngen te doen: verminderen van de vuurkracht en vermeerderen van de stoot kracht. Het middel voor het eerste is de nevel, voor het tweede de vechtwagen. Dat zijn de strijdmiddelen, welker ontwikkeling we voor alles moeten nastreven. Nog zijn ze onvolkomen, maar de mogelijkheden geven ons een voorgevoel dat het tijdperk van den afmattingsoorlog di'tmaal niet bij eeuwen doch slechts met 10-tallen van jaren te berekenen valt. U.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 106