Een eerste middel schuilt in het reeds genoemde vermijden van
den regelmatigen vorm. De omtrek van het landingsterrein zal
hierbij in overeenstemming moeten zijn met de lijnen die in het
landschap voorkomen. Een treffend voorbeeld van de waarde die
dit soort „camouflage" kan bezitten, levert het onvindbare ter
rein Tjileungsir, dat tusschen Weltevreden en Poerwakarta is
gelegen. Hoewel ik tientallen malen de route Bandoeng Batavia
heb bevlogen en toch werkelijk wel ieder ook maar eenigszins
markant punt gaandewege in mij heb opgenomen, mis ik dit nood
landingsterrein voortdurend. Natuurlijk is het eenvoudig genoeg
om met behulp van de kaart op het juiste punt uit te komen en
dan op een paar kilometers afstand opeens, verrast, tot jezelf te
zeggen: o, daar ligt het!, maar voor het ontdekken zonder hulp
van kaart of navigatie-instrumenten van de grillig gevormde
vlakte op grooteren afstand, te midden van al die soortgelijke
vlakten daar bezuiden Bekassie, is een zesde zintuig noodig.
Betreft dit alleen den omtrek, het lijkt mij ook zeer wel moge
lijk om den aanblik van de landingsviakte zelf in overeenstemming
te brengen met de structuur van de omgeving, dus in de meeste
gevallen met de terras- of vakgewijze verdeelde sawahgronden
zonder dat de eigenschappen als landingsterrein worden aange
tast. Dit zou dan kunnen gebeuren door het nabootsen van
galangans met behulp van het bekende roode gras b. v., dat
daartoe, zooals wel van zelf spreekt, reeds in vredestijd langs
bepaalde lijnen zal moeten worden uitgezaaid. Het denkbeeld
maakt ongetwijfeld een eenigszins fantastischen indruk, maar ik
geef het voor wat het waard is. En de waarde zal slechts kunnen
worden beoordeeld nadat men een aanvang heeft gemaakt met
proefnemingen op dit gebied.
Bronnen.
Het bovenstaande heeft niet de pretentie van het camouflage-
vraagstuk ook maar eenigermate volledig te hebben behandeld.
Wie wat dieper op deze aangelegenheden wil ingaan, kan niet
beter doen dan het desbetreffende artikel van Lt. R. A. Beck in
het Januarinummer 1927 van het I. M. T. te lezen of te herlezen
het geeft in een merkwaardig compacten en overzichtelijken
vorm een duidelijk résumé van wat tot voor korten tijd over de
camouflage werd gepubliceerd. Een bezwaar tegen deze geheele
literatuur is echter, dat steeds te veel de nadruk wordt gelegd op
het „hoe?" en te weinig op het „waarom?" Het reeds genoemde
Fransdie reglement beziet naar ik meen voor het eerst de
kwestie van een principieel standpunt en al mag er dan ook op
de wijze van behandeling van de materie wat af te dingen vallen,
de bestudeering kan toch ten zeerste worden aanbevolen. In dé
vertaling van eenige gedeelten uit dit reglement, die in de Maart-
115