lezer de motieven mededeelen, welke tot de invoering van een rubbermasker geleid hebben. Proefondervindelijk is geconstateerd, dat met een zg. halfmasker (afsluitlijn over voorhoofdslapen wangen en onder langs de kin) bij onze militairen van verschil lenden landaard een goede gasdichte afsluiting kan worden ver kregen, mits het masker voorzien is van een dik binnenraam. De resultaten dezer beproeving met het rubbergasmasker waren zeer gunstig, ondanks het feit, dat over het algemeen de Inheemsche militair met z ine uitstekende jukbeenderen, zijn ingevallen slapen en wangen voor het verkrijgen van een goede gasdichte afslui ting geen dankbaar object is. Het eenige materiaal, dat voor een bolle en veerende afsiuitrand te gebruiken was, is rubber. Het masker werd dus in zijn geheel van rubber vervaardigd. Voor een oogenblik aannemende dat rubber zeer ver achter staat bij leer of canvas, dan nog zou tot de invoering van een rubber binnenraam besloten zijn, omdat de eerste eisch die aan een gasmasker gesteld moet worden is, dat het „gasdichte af sluiting" geeft. Wel zijn er proeven genomen in N. 1. om op een lederen masker een rubber binnenrand aan te brengen, doch zonder resultaat En om nu ten allen tijde verzekerd te zijn van de elasticiteit van het binnenraam, is bij het tropenmasker niet de Nederlandsche constructie overgenomen, doch bestaat het binnen raam uit zacht, massief rubber (inwendig sponsachtig, uitwendig glad). Het zal den lezer duidelijk zijn, dat men juist door het onregel matige beloop van de afsluitlijn van het gelaat van den door- snee-Inheemschen soldaat, verplicht was tot rubber over te gaan. Doch wij willen zelfs nog een stap verder gain. Aannemen de, dat zich de hiervoor vermelde moeilijkheid niet had voorge daan, of m a w. dat de gelaatsafsluitlijn van de Inheemsche troepen dezelfde was als die van Europeanen, dan zelfs nog zou men tot de invoering van een rubbermasker zijn overgegaan en wel om de navolgende redenen De heer Al beschouwt in zijn artikel de materiaalkwestie van het gasmasker als hoofdzaak. Mag dit als een zeer belangrijke overweging gelden, o. i. geven de practische eischen, die aan het masker gesteld moeten worden, den doorslag. Als eerste practisch nadeel, verbonden aan de invoering van een lederen of canvas masker vermelden wij het feit dat deze maskers veel warmer zitten dan het rubbertropenmasker. Ook lederen en can- vasmaskers moeten voor een goede gasdichte afsluiting van een binnenraam voorzien zijn. Deze binnenramen zijn echter plat en moeten minstens 2 tot 4 cM. breed zijn, en zijn meestal vervaar digd van leer, zeemleer of drilstof. Wordt dit maskertype in beschermingsstelling gedragen, dan is een gelaatstrook loopende over het voorhoofd, slapen - wangen en onderzijde kin met een 2 4 c.M. breeden reep maskerstof bedekt, hetgeen vooral in de tropen erg warm zit, terwijl daarentegen bij het tropen- 123

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 21