401 e.v. van de „Handleiding tot de kennis der Artillerie, voor de cadetten van dat wapen". Hoofdstuk „Het Schieten" door den 'toenm. Kapitein der Art. J. J. Berkhout, uitgegeven te Breda in 1900. Daar lezen we „Door richten verstaat men, het geven van de vereischte helling aan de as der ziel en het brengen van het schootsvlak in den gewenschten stand ten opzichte van het rooivlak. De bewerking van het richten is alzoo tweeledig: men moet het vuurwapen de vereischte zijdeiingsche richting en de ver langde elevatie geven. Hoe dit geschiedt hangt af van de wijze waarop gericht wordt. Men onderscheidt namelijk de directe en de indirecte richtwijze. Bij het directe richten maakt men gebruikt, van den opzet of het vizier en van de vizierkorrel. Maakt men van andere middelen gebruik, dan spreekt men van indirect richten. Dit laatste geschiedt veelal met behulp van een kwadrant of een richtboog en—bij geschut op bedding bovendien van richtscha- len. Directe richting. Men geeft den opzet of de vizierklep den ver- eischten stand, en brengt de richt- of vizierlijn op het doel, door verplaatsing van het vuurwapen de verplaatsingen in horizontalen en verticalen zin de beide bewerkingen waaruit het richten bestaat geschieden gelijktijdig. Men richt bij voorkeur op een duidelijk zichtbaar punt van het doelis op bet doel geen duidelijk richtpunt te vinden of heeft men reden te verwachten, dat zulks tijdens het vuren het geval zal worden, dan maakt men gebruik van een hulprichtpunt, dat niet al te kort bij het vuurwapen mag zijn gelegen". Hieruit zien we dus, dat bij de directe richting ook gebruik gemaakt kan worden van hulprichtpunten (inf. en mitr.hulp- mz'kpunten) buiten het doel gelegen. Zonder een nadere omschrijving te geven van de indirecte rich ting, zegt de schrijver verder dat de indirecte richting langzamer gaat dan de directe en dat deze op verschillende wijzen kan plaats hebben. Deze komen in het algemeen hierop neer, dat van de standplaats van den richter het doel niet te zien is (het stuk staat dus in gedekte opstelling), zoodat men de elevatie geeft met een kwadrant (waarbij de terreinhoek in rekening ge bracht moet worden) en voor de zijdeiingsche richting een hori zontaal verdeelden rand aan het stuk moet hebben. We spraken hierboven van de bij de artillerie oorspronkelijk toegekende beteekenis aan de begrippen directe en indirecte rich ting. In de bewerking van het bovengenoemde boekwerk door den toenm. Kapitein der Art. H.J. A. Feber (uitgave 1913) toch wijkt men van de oorspronkelijke omschrijving af. Daar le- :zen we 130

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1930 | | pagina 28